Vlassenbroekse polder en polder van Kastel, Mariekerke en Sint- Amands

Ankerplaats ID:A14002

Omschrijving

De polders van Vlassenbroek en Kastel liggen in een zeer bochtig traject van de Zeeschelde, ten zuiden van Moerzeke. Deze ankerplaats bestaat uit alluviale klei of ligt net op de overgang van de alluviale vallei naar de Vlaamse Zandstreek. Ten westen van het gebied ligt de stuifzandrug van Grembergen. Het gebied ligt in en op de rand van een oostelijke uitloper van de Vlaamse Vallei. De Roggeman, een historische geul van de Schelde, heeft zich tot diep in de tertiaire formatie ingesneden gedurende vermoedelijk het Onder- en Midden-Pleistoceen. Het is dan nadien, in het Weichselglaciaal, dat deze erosiegeul opnieuw werd opgevuld met niveo-eolisch en (niveo-)fluviatiel zandig en lemig materiaal. Het niveo-eolisch dekmateriaal kan tot 20 m dik zijn, het is in de vallei van de Schelde vooral zandig en plaatselijk rust het op een 5 m dikke grintlaag. In het Holoceen verstoven de droogste gedeelten van de op het einde van het Weichselglaciaal gevormde zandruggen. Ook niéuw eolisch transport van zand uit de drooggevallen boreale valleien kwam op gang. Laatstgenoemd transport gaf het ontstaan aan bijvoorbeeld de stuifzandrug van Grembergen die zoals de meeste ruggen ten oosten ligt van de Schelde. Het meest westelijk gedeelte van de Roggeman voelt nog de uitlopers van deze stuifzandrug, want zandig substraat komt er immers op geringe diepte voor. De stuifzandrug scheidt verder de Vlaamse Zandstreek (tertiaire gronden) van het Broek van Grembergen (kwartair alluvium). Terwijl de binnenbocht van de Roggeman behoort tot het alluvium van de Schelde (Holoceen) is in het noorden zeer duidelijk de overgang merkbaar naar de hogergelegen, pleistocene zand- en lemig zandgronden (kouter van Moerzeke). De noordelijke uitstulping van de Scheldeloop -waarvan de historische en nu afgesneden bocht in het reservaat het meest noordelijke punt was- gaf de oorsprong aan een breed alluvium met natte tot uiterst natte kleiige en zandlemige sedimenten en aan vervening tegen de steilrandovergangen. In het Holoceen zijn de broeken gevormd (Broek van Grembergen, Vlassenbroekse polder, Polder van Moerzeke-Kastel) die dan zijn ingedijkt in de vroege middeleeuwen (13e eeuw, polder van Moerzeke-Kastel). De binnenbocht van de Roggeman kan samen met de meest noordoostelijke zone van de Vlassenbroekse polder als een soort van laaggegelen “fossiele oeverwal” worden beschouwd. De vorming van de polder ‘Het Zwijn’ is mogelijk geweest door de wijziging in de loop van de Schelde. Het meanderen tussen de Oude Briel en Mariekerke werd meer uitgesproken. De bolle oever breidde zich uit. De holle oever langs Sint- Amands werd uitgeschuurd. “De Kramp” is een natuurreservaat in een in het oog springende meander van de Schelde gelegen. Deze werd omwille van de bedijking niet door de Schelde afgesneden. Reeds vanaf 1255 waren bedijkers actief; eerst werden de broeken van Moerzeke en verhevenheid van Kastel bedijkt. Vanaf de 14e eeuw is de mens de polders gaan indijken met als doel het omzetten van de alluviale vlakte in vruchtbaar weiland. Op de hoogste delen konden de gronden voldoende ontwaterd worden en werden de binnendijkse gebieden omgevormd tot polders met smalle en langwerpige percelen en werd het doorsneden door tal van beken en sloten. De lager gelegen marginale gronden werden met wijmen beplant. Later zal de Canadapopulier zin intrede doen om economische redenen. De buitendijkse gronden, ook schorren of uiterwaarden genoemd, bestonden oorspronkelijk uit rietland. In sommige gevallen legde men rond de schorren kleine dijkjes aan. De ingedijkte schorregebieden werden oorspronkelijk als hooiweide en later als wilgenaanplant bewerkt. Bij zeer hoge getijden stroomde het water over deze dijkjes waarbij een voedselrijke sliblaag werd aangevoerd over de schorre. Later bleven de grienden door gebrek aan interesse onbeheerd achter en evolueerden naar wilgenhakhoutbosjes. De hooilandjes werden in veel gevallen opnieuw rietvelden, de te verwachten begroeiing op die plaats. Op verschillende plaatsen waar er dijkdoorbraken waren ontstonden wielen. Bij het uitbaggeren van de Schelde werden vele, voornamelijk bronzen, voorwerpen teruggevonden die van de steentijd tot de post-middeleeuwen dateren. Het kerkje van Vlassenbroek moet in de tiende of elfde eeuw zijn opgericht, het bevat Romaanse en Gotische delen. Het oudste deel, het koor, is in blauwe Doornikse steen gebouwd. Tijdens de godsdienstige troebelingen van de 16e eeuw had het kerkje zwaar te lijden. Het werd tijdens de eerste helft van de 17e eeuw grondig hersteld. Het kerkje, dat als monument geschermd is, is eveneens een bedevaartsplaats; de H. Geertrui, de patroonheilige van ratten en muizen, wordt er aanbeden. Het kerkhofje loopt tot aan de Scheldedijk. Verschillende van de kleine vissershuisjes van Vlassenbroek zijn tegenwoordig tot kunstgalerijtjes verbouwd. De kerk van Mariekerke dateert van 1925. Ze staat op het hoogste punt van de gemeente en is aan drie zijden omgeven door de Schelde. De vroegere kerk werd tijdens de 1e WO vernield, enkel het koor en de toren bleven bewaard. De overzet tussen Mariekerke en ‘Het Zwijn’ wordt al in 1287 vermeld. Hij behoorde toe aan de Sint- Bernardusabdij. Het huidige veer tussen Kastel en Sint- Amands dateert van 1868. De “Dam” is de straat die naar de oude Scheldedijk verwijst, deze werd aangelegd achter de regelmatig blank staande schorren. De drassige gronden verklaren de schaarse bebouwing aan de westelijke zijde van de straat. De smalle straat met gebogen tracé maakt de verbinding tussen kerk en kouter, ze werd in 1868 gekasseid, de landelijke dorpswoningen zouden tot 1800 teruggaan. Niettegensstaande aanpassingen bleef het oorspronkelijk karakter van de bebouwing nog vrij gaaf bewaard. Ook de kerk van Sint- Amands en de vroegere kaai liggen aan de Schelde. Aan de Schelde komen verschillende zichten op beide kerken en hun omgeving voor, wat hun binding met die stroom benadrukte. In 1927 werd het praalgraf voor de dichter Emile Verhaeren in de Scheldebocht te Sint- Amands opgericht.

Landschapswaarden

Wetenschappelijke waarde

Dit gebied behoort tot het alluviale deel van de Scheldevallei. De schorren zijn van de slikken gescheiden door middel van een microklif. In de polders liggen oude scheldearmen. De polders worden voor landbouw gebruik maar bevatten ook nog enkele broekbossen. In deze afbakening is er een overgang van alluviale naar hogergelegen zandige tot lemig zandige gronden waar te nemen. De Roggeman en het “Zwijn’ zijn afgesneden Schelde-armen.

Historische waarde

In de polder van Vlassenbroek is de percelering grotendeels volgens Ferraris (ca. 1775), vooral de richting van de percelering. Er ligt ook een prehistorische scheldearm. De turfputten aan de rond van het Nieuwbroek van Vlassenbroek vormen het bewijs van deze loop. Op Ferraris is ook de loop van de kleine “kreek” te zien. De polder van Kastel is strooksgewijs drooggelegd, er wordt een onderscheidt tussen Oudland en Nieuwland gemaakt naargelang de periode van droogleggen.

Esthetische waarde

De Vlassenbroekpolder is nu grotendeels beplant met bomen, de strookvormige percelering duidelijk herkenbaar op de orthofoto. Van de polder van Kastel is een gedeelte door weiland ingenomen, het andere deel bestaat uit wilgenvloedbossen en rietvelden die door geulen doorsneden zijn. Aan de andere scheldeoever liggen de dorpjes Sint- Amands en Mariekerke, hun kerken staan aan de dijk. Aan de Schelde komen verschillende zichten op beide kerken en hun omgeving voor, wat hun binding met die stroom benadrukte.

Sociaal-culturele waarde

In 1927 werd het praalgraf voor de dichter Emile Verhaeren in de Scheldebocht te Sint- Amands opgericht. De overzet tussen Mariekerke en Kastel wordt al in 1287 vermeld. Hij behoorde toe aan de Sint- Bernardusabdij. Het huidige veer tussen Kastel en Sint- Amands dateert van 1868.

Ruimtelijk-structurerende waarde

De Schelde loopt centraal door deze ankerplaats. Daaromheen bevinden zich schorren, deze liggen nog buiten de dijken. Achter de dijken liggen de polders. Deze liggen voornamelijk onder landbouwland. Er komt ook heel wat populierteelt voor. De bewoning situeert zich op de donken; Vlassenbroek, Kastel, Mariekerke en Sint- Amands. De Roggeman is een afgesneden Scheldemeander.

Landschapselementen en opbouwende onderdelen

Geomorfologie/hydrografie

Microreliëf:
  • microreliëf
  • talud
Macroreliëf:
  • macroreliëf
  • steilrand
  • markante terreinovergang
Hydrografische Elementen:
  • waterloop
  • rivier
  • beek
  • vallei
  • meander
  • oude rivierarm
Moerassige gronden:
  • moeras
  • rietland

Elementen van bouwkundig erfgoed, nederzettingen en archeologie

Nederzettingspatronen:
  • gehucht

Vlassenbroek

Landbouwkundig erfgoed:
  • hoeve
Kerkelijk erfgoed:
  • kerk
  • kapel
Klein historisch erfgoed:
  • standbeeld
  • kruis

graf Emile Verhaeren, waterpomp

Andere:

Elementen van transport en infrastructuur

Wegenis:
  • weg
  • pad
Waterbouwkundige infrastructuur:
  • dijk
  • sluis
  • grachtenstelsel

veer

Elementen en patronen van landgebruik

Lijnvormige elementen:
  • bomenrij
  • knotbomenrij
Kunstmatige waters:
  • turfput
  • weel
Topografie:
  • repelvormig
  • blokvormig
  • historisch stabiel
Typische landbouwteelten:
  • hoogstam
Bos:
  • loof
  • broek
  • hakhout
  • middelhout
  • hooghout
  • struweel
Bijzondere waterhuishouding:
  • polder
  • uiterwaarden
  • buitendijks

Opmerkingen en knelpunten

In de polder van Kastel neemt de tuinbouw serieuse uitbreiding met het plaatsen van serrecomplexen tot gevolg. De polder van Vlassenbroek wordt door de populierenteelt gedomineerd. De polder wordt door de expresweg N41 doorsneden. Rond de turfputjes staan visserskoten.