R30052: Poldergebied en graslandcomplexen Eggewaartskapelle - Lampernisse

Verstoring: Gedeelte van de relictzone valt in het ruilverkavelingsgebied Eggewaartskapelle. Delen van ruilverkavelingsgebied Lo opgenomen : daar nog gaaf grachtenpatroon en grote perceelsblokken.

Herkenbaarheid: 3

Samenhang: 3

Gaafheid: 2

Wetenschappelijke waarde:

Het vlakke landschap wordt onderbroken door hogere, grillig verlopende ruggen, die soms 2m hoger reiken. De lagere gedeelten (komgronden, vroegere veeneilanden) worden vooral ingenomen door weiland en vertonen een grillige, kleinschalige percelering. De graslandcomplexen worden evenwel gaandeweg aangevreten. Op de hogere ruggen (kreekruggen of oeverwalafzettingen, vroegere getijdekreken) zijn de bewoning en het akkerland geconcentreerd. Ook zijn restanten van perceelsrandbegroeiing aanwezig. De percelering is hier veel grootschaliger. De graslandcomplexen hebben een zekere avifaunistische waarde. Overwinterende vogels komen er fourageren. Reliëfsinversie : kreekruggen en komgronden, nog vrij herkenbaar aanwezig. Uitgeveende gronden zijn de lager gelegen gronden door het uigraven van het veen (langs de grote Ijzerbeek, de Leerzevaart en de Visserstraat).

Historische waarde:

Reeds bewoond in de Romeinse periode. Het grillige, kleinschalige perceleringspatroon van de graslandcomplexen vertegenwoordigt de middeleeuwse landname- en afwateringsinspanningen : grote weilandcomplexen met grillige perceelsstructuren, dicht slotenpatroon versneden door smalle kreekruggen. Het occupatiepatroon heeft een accordeonbeweging gemaakt, die nu nog op het terrein kan herkend worden. Bij de beginnende ontginning (8ste-9de eeuw) werden slechts enkele nederzettingen ingeplant. Gaandeweg nam hun aantal toe. In de late middeleeuwen bereikte het aantal hoeven een hoogtepunt en was de verdichting nooit hoger. De inplanting gebeurde daarbij arbitrair; ook in de lagere gedeelten. Vanaf de tweede helft van de 14de eeuw verdwenen ze in grote getale. Restanten van hun omgrachting zijn nu nog merkbaar. Het gebied wordt begrensd door de Oude Zeedijk, een zeewerende dijk, die in het begin van de 11de eeuw werd aangelegd ter bescherming van dit polderland. De dorpen zijn meestal ingeplant op oeverwallen en langs een belangrijke poldervaart. Het slingerende verloop van de wegen wordt veelal veroorzaakt door een grillig verlopende oeverwal waarop ze zijn aangelegd. Dominante weilandzones (komgronden) waar door de ruilverkaveling de wijzigingen inzake perceleringspatroon beperkt waren zijn aangeduid als relictzone. In deze gebieden werd ook het slotenpatroon behouden.

Esthetische waarde:

Open landschap met wijdse panoramische zichten in vele richtingen. Vlak landbouwgebied met kleine, lage kerndorpen en sterk verspreide alleenstaande bebouwing met geringe dichtheid, landbouwlandschap met grote percelen en ontbrekende of weinig dichte en meestal geknotte lineaire begroeiing, zowel weiland en akkerland, smalle kronkelende wegen en talrijke sloten.

Beleidswenselijkheden:

Maximaal behoud van het open landelijk karakter door : niet-grondgebonden landbouw te weren, architectonisch inpassen van nieuwe constructies zodat ze de bestaande vertikale blikvangers niet domineren, bebouwing te beperken tot de renovatie van de bestaande bebouwing, enkel kleinschalige ambachtelijke industrie te stimuleren aansluitend bij de bestaande kernbewoning, het weren van alle lintbebouwing, het behoud van grote open ruimten met weinig lineair opgaand groen, ecologische corridors vooral te associëren met sloten, dijken en wegen, het accentueren van de identiteit tussen de verschillende subeenheden.