Bertembos en Grevensbos

Ankerplaats ID:A20041

Omschrijving

Het betreft hier een gebeid ten noorden van Bertem. Nagenoeg twee derden van het gebied wordt ingenomen door twee van elkaar gescheiden boscomplexen: het Gemeentebos of Bertembos ten oosten van de Bosstraat en het Eikenbos-Grevensbos ten westen van deze straat. Het Grevensbos ligt op het grondgebied van Meerbeek. Tussen beide bossen ligt een open vlakte met een gehucht, dat ook Bertembos genoemd wordt, en landbouwgronden. De bossen zijn trouwens overal omgeven door akkerland. Het gebied werd doorkruist door een aantal belangrijke oude verbindingswegen zoals de oude baan van Leuven naar Brussel, een Aarschotse baan en een Tervuurse baan, die nu op het grondgebied van Meerbeek nog de naam Heerbaan draagt. Pas na de aanleg van de nieuwe steenwegen Leuven-Brussel en Leuven-Tervuren op het einde van de 18de eeuw verloren deze wegen hun functie. Belangrijk was het wegenknooppunt Zeventommen. In de huidige percellering blijven fragmenten van de Romeinse ontginningen herkenbaar. Door zijn hoge ligging biedt het Bertembos heel wat schitterende vergezichten. De talrijke colluviale dalletjes en holle wegen, die vanuit het Bertembosmassief afdalen naar de omringende valleien, zorgen voor wisselende, vaak onverwachte maar meestal boeiende perspectieven. De gevarieerde samenstelling van het bos zorgt ervoor dat het een zeer aantrekkelijk bos is. Het Bertembos is gelegen op een Diestiaanse heuvelrug die tussen Leuven en Sterrebeek de noordrand vormt van het Brabants leemplateau. Er zijn geen permanente waterlopen, wel een aantal bronnen die door tijdelijke watertafels gevoed worden, o.m. bij de ‘Walenpot’ ten zuiden van het Eikenbos. Het plateau van Bertembos, waarvan de hoogste gedeelten tot circa 95 m reiken, wordt ontwaterd door een groot aantal dendrietisch vertakte droge depressies, erosiegeulen (‘vloedgroeben’)en holle wegen. De zuidelijke flank watert af naar de Voer, de noordelijke naar de Molenbeek (alias Wasbeek, Waasbeek, Aderbeek). De plateau- en hellinggronden zijn meestal droge leemgronden die, indien bebost, een dikke A-horizont en een gevlekte textuur-B-horizont hebben. De dikke A-horizont wordt toegeschreven aan de ligging in een vlak reliëf en derhalve een minder goede oppervlakkige afwatering. Deze bodems zijn dan ook doorgaans bebost. Aan de rand van de bossen, o.m. rond het gehucht Bertembos, komen vaak leembodems met een gevlekte textuur-B-horizont voor. Deze vlekken zouden te wijten zijn aan de inwerking van de wortels van het vroegere loofhoutbos en derhalve relevant bij het situeren en aflijnen van de historische bebossing. Op de hellingen en depressieranden komen talrijke ontsluitingen voor van het tertiair substraat, zowel zand als klei. Een belangrijk complex van kleiige ontsluitingen komt voor in de Koeheide, in het zuiden van het gebied. Relevant vanuit bosecologisch oogpunt - en duidelijk merkbaar in de vegetatie - is de vlek zandleemgrond met textuur B horizont en klei-zandsubstraat op geringe diepte in het noordwesten van het Bertembos. Tot in de hoge middeleeuwen vormde het Bertembos-Gemeentebos met het Eikenbos één groot bosgebied. De ontginningen waardoor het Bertembosveld en het Hoogveld ontstonden en de zuidgrens van dit boscomplex werd vastgelegd vertonen de primitieve veldindeling uit de tijd van het mansus- en domeinstelsel, met name de Karolingische en hoogmiddeleeuwse periode. Over de ouderdom van de ontginningen waardoor de noordelijke en oostelijke grenzen van het Bertembos werden vastgelegd zijn geen gegevens bekend. De oostgrens valt samen met de grens van de Vrijheid of ‘Kuip’ van Leuven, zoals ze in 1661 en 1780 werd afgebakend. Aan de rand van het Gemeentebos bevindt zich één van de weinige, nog in situ bewaarde arduinen grenspalen van 1780 met het wapenschild van Leuven. De meest recente ontginning is deze rond de Bertemboshoeve of Augustijnenhoeve, waardoor het oorspronkelijke Bertemboscomplex werd opgesplitst in een westelijk gedeelte (Eikenbos) en een oostelijk gedeelte (Bertembos). Deze ontginning werd bewerkstelligd door de in 1203 gestichte priorij van Terbank bij Leuven en kan dus ook niet ouder zijn dan de 13de eeuw. De hoeve, die het middelpunt van de ontginning vormde, lag langs de Bertembosstraat, op oude kaarten ook ‘Vierstraete’ genoemd, in feite een oude, nagenoeg rechtlijnige verbindingsweg tussen Bertem en Buken, die beide deel uitmaakten van het domein van de abdij van Corbie, in oorsprong waarschijnlijk een Karolingisch domein. Een gedeelte van de ontgonnen gronden werd tijdens de bodemkartering als ‘leembodems met gevlekte textuur-B-horizont’ opgetekend, zoals reeds gezegd een litteken van het verdwenen bos. De veranderingen tijdens de laatste tweehonderd jaar situeren zich vooral in de periferie van het gebied. Een gedeelte van het Grevenbos en een uitloper van het Eikenbos in de vallei ten zuiden van de Augustijnenhoeve werden gerooid tussen het einde van de 18de eeuw en de helft van de 19de eeuw. De Bovenberg en het beboste dal bij Schoonzicht ondergingen hetzelfde lot. De op de Ferrariskaart (1777) aangeduide visteeltvijvers bij de Augustijnenhoeve waren in 1850 blijkbaar al verland, rond 1970 werd het terrein opgehoogd. Ondanks de gestadige uitbreiding van de lintbebouwing langs de Bertembosstraat, het oprichten van een radiozendmast op de Bovenberg in de jaren 1920, de villaverkavelingen op Schoonzicht en de Bovenberg, de verkaveling voor weekendverblijven bij de Walenpot en de bouw van een watertoren in het Gemeentebos, is de bosperimeter sinds 1850 nagenoeg ongewijzigd gebleven. Rond 1970 werd in een westelijke uitloper van het Grevensbos te Meerbeek echter een naturistenkamp opgericht en door een 2 meter hoge, ononderbroken muur omringd. Ter hoogte van Meilaarsveld werd door de Regie van de Luchtwegen een radarpost ingeplant. Op het einde van de 18de eeuw bedroeg de oppervlakte van het ‘Gemeyntenbosch’ 135 bunder, hetgeen min of meer overeenstemt met de huidige oppervlakte. Het werd in gemeenschap gehouden. Elk huishouden van Bertem had er zijn aandeel in de houtopbrengst, een gemeen recht uit de tijd van het domeinbeheer. Het bos bestaat uit een aantal reusachtige percelen die de primitieve kadasterindeling weergeven. Op de kadasterkaart staat de naam ‘Schapenheide’ bij een laag gelegen terrein, waar tot circa 1850 visvijvers aanwezig waren, maar het toponiem heeft vermoedelijk betrekking op de zandige Diestiaan-ontsluiting ten westen van het bos, mogelijk ook op de grote zandleemvlek, waar het Diestiaan praktisch aan de oppervlakte komt. Ten zuiden van het Gemeentebos komt nog een heidetoponiem voor, nl. ‘Koeiheide’. Op een kaart uit 1665 heet deze plek ‘koije hijede van Berthem’ en zien we een tweede ‘koije heijde’, ditmaal in het zuidwestelijk gedeelte van het Gemeentebos. Beweiding in bossen behoorde tot de aloude gebruiksrechten en gaf in dit geval vermoedelijk ontstaan aan allerlei overgangsvormen tussen min of meer dicht middelhoutbos en heideachtige wastines. Op verscheidene plaatsen vindt men nog sporen terug van een boswal, vooral zichtbaar aan de noordrand, op de grens met de vroegere gemeente Winksele. Een boswal heeft tot doel het vee uit het bos te houden en bestaat normaliter uit een aarden wal geflankeerd door een gracht, die meestal op de veldzijde ligt. De grachtcomponent is niet meer duidelijk herkenbaar. Het zuiden van het bos heeft een nogal roerig microreliëf waarin vooral de oost-west gerichte ‘Bertemboslosweg’ opvalt, een niet meer gebruikte en verscheidene malen onderbroken holle weg, die zich naar het oosten toe in twee parallelle armen splitst die dicht bij elkaar blijven. De veranderingen in bodemgebruik sinds het opstellen van de ‘Ferrariskaart’ (± 1775) moeten bijna uitsluitend gesitueerd worden in de noordelijke periferie, meer bepaald in het aangrenzende gedeelte van Veltem. In de periode 1775-1840 - het precieze tijdstip en de omstandigheden zijn voorlopig onbekend - verdwijnt het bos in het aanpalende ‘Schoonzicht’. Rond 1900 is dit gebied opnieuw bebost. In de loop van de jaren 60 wordt er een villawijk gevestigd. Slechts op een plek worden fragmenten van een min of meer vochtig, alluviaal bostype aangetroffen. Dit type blijft beperkt tot een depressie aan de zuidrand van het Gemeentebos, waarvan een gedeelte tot ongeveer 1980 als stort werd gebruikt. De bosvegetaties op de drogere leembodems, die het grootste gedeelte van Bertembos beslaan, zijn eveneens erg fragmentair. Van de holle wegen in het gebied onderscheidt zich vooral de zuidelijke helft van de Nieuwstraat, ten zuidwesten van het bos waar, naast de gebruikelijke struwelen en stikstofrijke ruigten, ook grazige bermen voorkomen. Binnen het afgebakende gebied werden tot nog toe circa 260 plantesoorten genoteerd. Rekening houdend met het feit dat er geen bronzones of moerassen voorkomen, is dit een vrij hoog aantal. Ongeveer 100 daarvan kunnen als min of meer specifieke soorten van bossen of struwelen beschouwd worden. Zowel qua soortensamenstelling als leeftijdsopbouw van de boométage behoort het Bertems Gemeentebos tot de rijkste en meest gevarieerde van de regio. Monoculturen of gelijkjarige bestanden komen slechts bij uitzondering voor. In bepaalde percelen vertonen de opgaande bomen de structuur en habitus van overstaanders in het traditionele middelhoutbos. In de regio zijn er praktisch geen bossen bekend waar linde zo een belangrijke rol speelt. Dit kenmerk wordt door recente aanplantingen bestendigd. Het meest spectaculair zijn wellicht de vele oude kerselaars, die tot de oudste van België worden gerekend.

Landschapswaarden

Wetenschappelijke waarde

Zowel qua soorten samenstelling als leeftijdsopbouw van de boométages behoort het Bertems Gemeentebos tot de rijkste en meest gevarieerde van de regio. Bovendien spelen lindesoorten en wintereik een belangrijke rol ,wat zeldzaam is in deze regio. Er komen in gans het bos heel wat oude bomen voor waaronder kerselaars die tot de oudste van België worden gerekend. In het Grevensbos-Eikenbos komen enkele interessante heidevegetaties voor.

Historische waarde

Het Bertems Gemeentebos en de omgevende velden weerspiegelen op een nog duidelijk leesbare manier de middeleeuwse situatie. De primitieve veldindeling uit de Karolingische en hoogmiddeleeuwse periode is nog duidelijk merkbaar in het Bertembosveld. De oostgrens van het Bertembos valt samen met de grens van de Vrijheid of “Kuip” van Leuven. Aan de rand van het bos staat nog een in situ bewaarde arduinen grenspaal van 1780. Aan de oostelijke bosrand zijn nog duidelijk sporen van een primitieve “boswal”. De oostgrens van het Bertembos valt samen met de grens van de Vrijheid of “Kuip” van Leuven tijdens het Ancien Régime. Het gehucht Bertembos met de Augustijnenhoeve is een typische voorbeeld van boskantgehucht ontstaan rond een 13de-eeuwse ontginning

Esthetische waarde

Door zijn hoge ligging biedt het Bertembos-Eikebos-Grevensbos heel wat schitterende vergezichten. De talrijke colluviale dalletjes en holle wegen, die vanuit het Bertembosmassief afdalen naar de omringende valleien, zorgen voor wisselende, vaak onverwachte maar meestal boeiende perspectieven. De gevarieerde samenstelling van het bos zorgt ervoor dat het een zeer aantrekkelijk bos is.

Landschapselementen en opbouwende onderdelen

Geomorfologie/hydrografie

Microreliëf:
  • microreliëf
  • talud
Macroreliëf:
  • macroreliëf
  • heuvel
  • holle weg

Elementen van bouwkundig erfgoed, nederzettingen en archeologie

Nederzettingspatronen:
  • nederzettingspatroon
  • gehucht
Landbouwkundig erfgoed:
  • hoeve
  • schuur
  • stal

Elementen van transport en infrastructuur

Wegenis:
  • weg
  • pad
  • Romeinse weg

Elementen en patronen van landgebruik

Lijnvormige elementen:
  • bomenrij
  • houtkant
Topografie:
  • historisch stabiel
Bos:
  • naald
  • loof

Opmerkingen en knelpunten

Bebouwing vooral rond de centrale as (Bertembosstraat), Naturistenkamp, Radiozender, watertoren