Valleien van Grote en Kleine Gete tussen Grimde, Budingen en Dormaal

Ankerplaats ID:A20050

Omschrijving

De beschouwde delen van de valleien van de Grote en de Kleine Gete worden gesitueerd ten noorden van de steenweg Tienen-Sint-Truiden. Het geheel vormt een uitzonderlijk gaaf beemdenlandschap. Het is een gecompartimenteerd landschap bestaande uit drassige weiden met als perceelsrandbegroeiing opgaande bomenrijen en populieraanplantingen. De graas- en hooilanden hebben een zeldzaam wordende fauna en flora. Er lopen opvallend weinig dwarswegen door de vallei. Op het einde van de 18de eeuw bestond het alluvium hoofdzakelijk uit beemden met perceelsrandbegroeiing en enkele verspreide beboste percelen. Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw werden er meer beemden omgezet in populierenaanplantingen en verdween een groot deel van de perceelsrandbegroeiing. In de Getebeemden ten noordoosten van Tienen ligt de bedding van de voormalige spoorlijn naar Diest met te Drieslinter de aftakking naar Zoutleeuw en Sint-Truiden, deze werd in 1962 buiten dienst gesteld. De verbinding Diest-Tienen was een belangrijke schakel in het pendelverkeer naar de Waalse mijn- en industriële sites. Omstreeks 1995 werd gestart met de aanleg van fietspaden op de oude spoorbeddingen, die daardoor als geïntegreerd deel van het landschap bleven bestaan. De Grote Gete wordt in aanmerking genomen vanaf de nabijheid van het industrieterrein van Tienen met het gebied Utsenaken en in de nabijheid een oude watermolen, de Oude Gete en de Rijt. Ten zuiden hiervan stroomt de Ramshovense beek en situeren we een kasteel met naburige vijver ter hoogte van Hakendover. Stroomafwaarts richting Oplinter ligt ter hoogte van Wommersom het Wissebos met de Sitterbeek, de Koeienweide. In de omgeving van het voormalige station van Oplinter, dat van de dorpskern verwijderd was, ontwikkelde zich een gehucht. Het Wissebos ontstond nadat in het midden van de 19de eeuw de beemden aldaar perceelsgewijs bebost werden. Langs de Grote Gete tussen Ganzendries en Drieslinter ondergingen de beemden met opgaanden bomenrijen sinds het einde van de 18de eeuw nauwelijks wijzigingen, de bewoning rond enkele gehuchten was wel toegenomen. Voorbij Ganzendrie liggen de gebieden Pijlijzer en Late Broeken met als waterlopen de Genovevabeek, de Kleine Vliet, de Grote Vliet en de ‘s Hertogengracht. Aan de noordzijde, nabij Neerlinter ligt het Klein Hof ter Meren, aan de zuidelijke rand ligt het kasteel van Wommersom. De U-vormige gracht en het haakse wegenpatroon stemmen nog over met de situatie in het begin van de 19de eeuw. Het oorspronkelijke kasteel, gelegen binnen de U-gracht, verdween gedeeltelijk rond 1897 en werd vervangen door een nieuw gebouw naast de U-gracht. Tussen Drieslinter en Budingen onderging het beemdenlandschap wel meer wijzigingen: de opdeling van uitgestrekte beemden vanaf de 19de eeuw, de perceelrandbegroeiing verdween echter in de tweede helft van de 20ste eeuw op heel wat plaatsen, een aantal beemden werden in akkerlang omgezet, tussen de ‘s Hertogengracht en de Grote Gete verschenen na 1948 aanplantingen met populieren. In dit gebied stromen de Waarbeek, de Tombeek en de Boutgracht, op de Grote Gete kunnen we eenoude molen situeren. Terhagenwinning en Rotemwinning wijzen op ontginningen en inplanting van boerderijen. Ten zuiden van Budingen ligt het gehucht Bos met een kapel. In Budingen staat de parochiekerk Sint-Cyriacus, een classicistisch gebouw uit de 18de eeuw. De Kleine Gete stroomt langs Dormaal evenals de Oude Gete (verschillend van de eerder vermelde) en de Dormaalse beek. Ook hier treffen we een gaaf beemdenlandschap aan, dat zich naar het oosten toe uitstrekt tot nabij Halle-Booienhoven, aan de rand liggen enkele vijvers. Vanaf Dormaal loopt een rechte weg naar Zoutleeuw. De Sint-Martinuskerk te Dormaal is een klein, homogeen gebouw in classicistische stijl uit de 18de eeuw. In de nabijheid van Melkwezer ligt het schilderachtige beschermde dorpsgezicht van Helen-Bos met de Sint-Laurentiuskapel en de O.L.Vrouwkerk. Ten zuiden van Zoutleeuw stroomt de Pottebeek, tegen de spoorwegbedding verwijzen sommige perceelsvormen nog naar de 17de-eeuwse citadel. Ook op andere plaatsen zijn nog resten van de vroegere omwalling terug te vinden. Zoutleeuw was voor de graven van Brabant een strategisch gelegen stad op de grens met het prinsbisdom Luik. Via zijn verdedigingsrol kreeg het een aantal economische vrijheden die de expansie mogelijk maakte. In de twaalfde eeuw werd de Kleine Gete bevaarbaar gemaakt en de weg Keulen-Brugge aangelegd. De 15e eeuwse Engelse import van lakens en de bevaarbaarheid van de Grote Gete tot Tienen zorgden samen met de 80-jarige oorlog voor een economisch verval. Zoutleeuw verloor zijn strategisch belang toen de Oostenrijkers in de 18de eeuw prinsbisdom Luik inlijfden. De kern van Zoutleeuw is als stadsgezicht beschermd, men vindt er mooie voorbeelden van gotische en renaissance architectuur. De stad die van een rijk verleden getuigt via monumenten zoals haar gotische Sint-Leonarduskerk, de 14de-eeuwse lakenhallen, het 16de-eeuwse stadhuis, het huis “De Rode Leeuw” en het “Spiegelhuis”, heeft een regionaal belang. Ten oosten van Zoutleeuw situeren zich Solveld, Schevelsteen en Leeuwerveld. Het afgebakende gebied grenst aan het Vinne, dat afzonderlijk behandeld wordt. De Vloedgracht vervoegt de Kleine Gete, die op haar beurt samenvloeit met de Grote Gete ter hoogte van Budingen.

Landschapswaarden

Historische waarde

Het gaat om gave beemdenlandschappen, doorgaans met veldindelingen en patronen van heggen en houtkanten die tijdens de laatste eeuwen weinig zijn veranderd. Massale aanplantingen van populieren zijn slechts uitzonderlijk gebeurd. Het gebied omvat diverse schilderachtige dorpskernen en een historische en kunsthistorisch belangrijk stadje, Zoutleeuw. In de omgeving van de stad zijn nog sporen van de oude omwalling en citadel zichtbaar.

Esthetische waarde

De kleinschaligheid en gaafheid van het beemdenlandschap en de architecturale kwaliteit van het Zoutleeuws gebouwenpatrimonium maken dat het gebied uitzonderlijk mooi is. Zoutleeuw: een stad die van een rijk verleden getuigt via haar gotische Sint-Leonarduskerk, de lakenhalen, stadhuis, het huis “De Rode Leeuw” en het “Spiegelhuis”.

Landschapselementen en opbouwende onderdelen

Geomorfologie/hydrografie

Microreliëf:
  • microreliëf
Macroreliëf:
  • macroreliëf
Hydrografische Elementen:
  • waterloop
  • rivier
  • beek
  • vallei
Moerassige gronden:
  • moeras

Elementen van bouwkundig erfgoed, nederzettingen en archeologie

Koeren en hovingen:
  • park
Nederzettingspatronen:
  • nederzettingspatroon
  • plein
  • gehucht
Kastelen, landgoederen en aanhorigheden:
  • kasteel
  • kasteelgracht
Landbouwkundig erfgoed:
  • hoeve
  • schuur
  • stal
Molens:
  • watermolen
Kerkelijk erfgoed:
  • kerk
  • kapel
  • pastorie

Archeologische elementen:

Elementen van transport en infrastructuur

Wegenis:
  • weg
  • pad
Spoorweg:
  • verlaten spoorweg
Waterbouwkundige infrastructuur:
  • grachtenstelsel

Elementen en patronen van landgebruik

Puntvormige elementen:
  • bomengroep
Lijnvormige elementen:
  • bomenrij
  • perceelsrandbegroeiing
Kunstmatige waters:
  • vijver
Topografie:
  • historisch stabiel
Bos:
  • loof

Opmerkingen en knelpunten

Bebouwing in de omgeving van Oplinter, Wommersom, Drieslinter, Bos, Dormaal, Helen en Zoutleeuw.