Dorpskern en archeologische site van Ename en Bos t’Ename

Ankerplaats ID:A40044

Landschap

Omschrijving

Bos t’Ename, ten oosten van Ename (dat ten noorden van Oudenaarde, langs de Schelde, gesitueerd is) ligt voor één vierde in de brede geul van het laagterras van de Scheldevallei en voor drie vierden bekleedt het bos de steile valleiwand, inclusief het talud bovenaan. De kwaliteit van de grond hangt in grote mate af van de grondsoort en de natuurlijke drainage. De zone ligt in de zandleemstreek, in het overgangsgebied dus van de Zand- naar de Leemstreek. De kwaliteit van de grond op het vlak van drainage is zeer divers: van goed afgewaterde zandgronden tot zware natte kleigronden. De vroegste occupatiesporen in de zone dateren uit de Midden- en de Nieuwe Ijzertijd. Veel archeologisch onderzoek dat zich op deze periode toespitst is er niet. Uit de Gallo- Romeinse periode zijn op zestien sites bewoningssporen ontdekt, waarvan vijf in de nabije omgeving van het bos t’Ename. Een zo dichte bevolking veronderstelt een fiks gebruik van de bossen en een intensieve landbouw eromheen. Het resultaat was waarschijnlijk een open bos of een wastine met nog slechts weinig opgaande bomen. Na emigratie van de villabewoners bleven slechts enkele zones bewoond (Welden, Mater, Ename-Ham, Volkegem,…). Tegen het einde van de 6e eeuw ontstonden er zo’n twintig dorpen, tegen het einde van het eerste millenium was de bevolkingsdichtheid te vergelijken met die uit de Gallo- Romeinse periode. De nieuwe nederzettingen groeiden uit tot kerndorpen, parochies en/of zetels van heerlijkheden rond een kerk of burcht. De omringende gehuchten degradeerden tot onderhorigheden. Tijdens de 12e en de 13e eeuw, tijdens de grote ontginningen, werd het woningsbeeld vervolledigd met een viertiental grote hoeves met walgracht en een aantal gehuchten langs de wegen. Het bos t’Ename lag geprangd tussen twee invloedssferen; het Frankische domein, later het stadje-in-wording en de abdijheerlijkheid Ename in de vallei, en de lekenheerlijkheid Mater op het plateau. De geschiedenis van het bos is nauw verbonden aan de gebeurtenissen in en rond de nederzetting Ename. Al in de 9e eeuw wordt Ename vermeld in de bronnen, maar in werkelijkheid woonden er wellicht vroeger al mensen op deze plaats. De vroegste sporen van occupatie gaan terug tot de Nieuwe Steentijd en de Gallo- Romeinse periode. Mogelijk werd er in de tweede helft van de 9e eeuw een burcht opgericht die deel zou hebben uitgemaakt van een snoer militaire steunpunten langs de Schelde die de opmars van de Noormannen langs de Schelde moest beletten. De plaatselijke Sint- Vedastuskerk ontstond wellicht ten laatste in de 8e eeuw. Of er op die plaats sprake was van een Frankische domeinorganisatie is zeer de vraag. In de 10e eeuw werd de vroegere structuur door elkaar geschud. Na het uiteenvallen van het Karolingische rijk werd de Schelde in 925 de natuurlijke grens tussen de invloedssfeer van Duitsland en Frankrijk. De Duitse keizer Otto I richtte op de rechteroever castra (burchten) op om de expansiedrift van de Franse koning en de Graaf van Vlaanderen in te tomen. Als locaties werden Antwerpen, Valenciennes en Ename uitgekozen. Op de ham verscheen voor die tijd een indrukwekkende burcht, in steen opgetrokken. Aan de voet van de burcht ontstond een handelsnederzetting in spe, in 1014 al portus genoemd. Deze nederzetting werd de hoofdplaats van het markgraafschap Ename, dat het hele gebied tussen Schelde, Dender en Hene bestreek. Het centrum breidde zich snel uit en reeds voor 1024 schonk Herman van Ename twee kerken (Sint- Salvator en Sint- Laurentius). Het imposante karakter van het castrum kon de expansiedrang van graaf Boudewijn IV van Vlaanderen evenwel niet stuiten en het werd volledig verwoest. Ook het stadje werd met de grond gelijkgemaakt. Het zou deze slag nooit meer te boven komen. De handelaars staken de Schelde over en installeerden zich in Oudenaarde, dat op zijn beurt uitgroeide tot een middeleeuwse stad. De landbouwers bleven in Ename wonen en de vroeger zo belangrijke vesting werd een eenvoudig dorp op het platte land. Op de puinen werd door de graaf een abdij gesticht om, naar men aanneemt, de site elk strategisch belang te ontnemen. In de 14e eeuw waren er twisten omtrent het hakhoutbos van Ename, tussen de abdij van Mater en Ename. Mater palmde, tegen de beslissing van de graaf in, een deel van de pastura in. Tegen 1661 was dit ongeveer 1/5. De abdij bleef tot het einde van het Ancien Régime haar bezit in eigen beheer uitbaten, cijnzen heffen of verpachten. In de eerste helft van de 15e eeuw konden een aantal gronden aan de eigendom worden toegevoegd. Als gevolg van de godsdiensttroebelen en wanbeleid raakte de abdijgemeenschap in de tweede helft van de 16e eeuw in financiële moeilijkheden. Ze moest op het eind van de 16e eeuw eigendommen van de hand doen om de schuldenput te dichten. Hierdoor ging een deel van het bos in privé- handen over. In de 17e en 18e eeuw kocht de abdij diverse privé- percelen terug. In 1795 werd de abdij door de Franse republiek afgeschaft en werd het bos t’Ename een staatsbos. De bodemgebruiksevolutie van bos t’Ename is grondig bestudeerd geworden. Tussen 1275 en 1315 was de stijging van de boswaarde ongeveer omgekeerd evenredig aan de daling van de graswaarde, terwijl de akkerwaarde zo goed als stabiel bleef. Deze evolutie is aan de stijgende bevolking te wijten waardoor de vraag naar hakhout steeg. Tijdens de lange periode van bevolkingsrecessie die erop volgde (1315- 1410) werd een deel van het akkerareaal, namelijk marginale ontginningsgronden van het bulkentype, niet langer bewerkt. Het werd grasland, zodat de beweidingswaarde steeg. Tussen 1410 en 1775 nam de graslandwaarde vrij gelijkmatig af, ten voordele van de boswaarde, maar ook van de akkerwaarde die globaal gezien steeg. Vanaf eind de 16e eeuw kreeg het bos een naam; ‘Eenheambosch’ en variaties daarop. Na 1775 zet de stijging van de akkerwaarde zich nog wat verder door ten nadele van grasland, maar ook ten nadele van de boswaarde. We kunnen dus stellen dat tijdens het Ancien Régime, na de grote middeleeuwse ontginningen, er een landschapsinversie plaatsvond op een groot deel van de zone van het Bos t’Ename. Het grasland werd omgezet in bos. Het bos bekleedde niet alleen de bodemkundige slechtste delen van het grasareaal, maar nam ook de meest marginale delen van de middeleeuwse akkerbulken in. Het bos had een enorm economisch belang, in de eerste plaats als energiebron, tussen de middeleeuwse en moderne ontginningsgolven. In de zone van het Bos t’Ename nam het bos tussen de 13e en de 18e eeuw het grootste deel van de daarvoor als gevolg van gemeen gebruik en degradatie verloren gegane ruimte weer in. Deze uitbreiding van het bos was niet het gevolg van spontane rekolonisatie zoals vroeger, maar wel van de nieuwe aanplantingen. Naar het einde van de 18e eeuw toe ontstond een duidelijk polarisering en een concurrentiepositie tussen het gebruik als bos enerzijds en dat als akker anderzijds, als gevolg van de toenemende bevolkingsdruk. Pas in de eerste helft van de 19e eeuw zou de steenkool hier komaf mee maken. In 1846 werd het bos aan een bankier verkocht, die het tussen 1851 en 1868 het bos grondig van de kaart veegde, dit ten gevolge van de verhoogde bevolkingsdruk. Enkele smalle stroken hakhout op taluds, langs grachten en exploitatiewegen beven staan om erosie tegen te gaan. Wat nog aan privé- bos restte onderging voor 1880 hetzelfde lot met uitzondering van enkele kleine, erosiegevoelige perceeltjes. De ontgonnen blokken werden in kleinere perceeltjes onderverdeeld, 431 in totaal, en verpacht. De pachtprijzen kwamen met de bodemkwaliteit overeen. Door de landbouwcrisis van rond 1880 viel het aantal pachters terug en kwamen enkele percelen weer onder bos te liggen, er kwam een kleiner Bos t’Ename. Dit besloeg ongeveer 40% van het Ferrarisbos. Naast herbeplanting en pioniersbebossing, heeft ook de herkolonisatie van soorten uit de houtkantrestanten van het historische bos een rol gespeeld bij de vorming van het nieuwe bos. Tijdens de WO I liep de oppervlakte bos wel lichtjes terug. In 1929 werd het bos verkocht en deed het bij industriëlen dienst als jachtterrein. WO II had weinig invloed op de oppervlakte van het bos. Nu bedraagt de bosoppervlakte 62 ha. De dorpskom van Ename, die zich waarschijnlijk onafhankelijk van de haven heeft ontwikkeld, strekt zich uit ten zuidoosten van de abdijsite en bestaat uit twee met bomen beplante markten die van noord-west naar zuid-oost in elkaars verlengde gelegen zijn, met de 11e eeuwse Sint- Laurentiuskerk als centrum. Beide pleinen, Enameplein- Beaucarnestraat en Lijnwaadmarkt, zijn omringd door bebouwing die zich nog verder langs de zuid-oost (Zwijndries) en de zuid-west tot noord-oostas (baan Oudenaarde- Aalst) uitstrekt. Behalve enkele gebouwen van het meer stedelijke type zijn de woningen kleinschalig (één of anderhalve bouwlaag), witgeschilderd, bepleisterd of gecementeerd, hebben buitenluiken voor de ramen en zijn afgedekt met pannenzadeldaken. Naast enkele 18e eeuwse woningen zijn de meeste woningen 19e eeuws maar gaan vaak op een 18e eeuwse of zelfs nog oudere kern terug. Volkegem ligt aan de rand van de Materkouter. In het dorp ontspringt de Riedensbeek. In het begin van de 18e eeuw werd door de stad Oudenaarde infrastructuurwerken uitgevoerd om vanuit de Volkegemse bronnen water te kunnen halen. Eind de 19e eeuw en begin de 20e eeuw werden complementaire bronnen aangeboord. Het dorpsplein met de parochiekerk ligt bovenaan een helling met uitzicht op de Scheldevallei. Volkegem zou reeds in de vroege middeleeuwen een bidplaats geweest zijn. Vermoedelijk werd de Sint- Martinuskerk er al in de 7e eeuw opgericht voor een uitgestrekte moederparochie waarvan later opeenvolgend verschillende parochies afsplitsten. In 1110 werd het altaar van Volkegem aan de abdij van Ename geschonken. Het dorpsplein van Volkegem wordt gekenmerkt door enkele gesloten hoeves en de oude parochiekerk. Het voormalige buitenverblijf ‘Torreken te Walle’ is een kasteeltje op een perceel dat voor meer dan de helft wordt ingenomen door de brede omgrachting. Het is tegenover het Bos t’Ename ingeplant, naast de Riedekensbeek, aanpalend aan de voormalige kasteelhoeve. De oudste vermelding van “te Walle” dateert van 1224. Het kwam in handen van de abdij, het zou als exploitatiecentrum gefungeerd hebben voor de ontginning van de omgeving. Het huidige gebouw heeft 17e eeuwse kernen, maar is in de 19e en 20e eeuw aangepast. Op de Oossebeek staat een semi- gesloten hoeve met geïntegreerde watermolen; de ‘Toysschemolen’. 1571 is de oudste vermelding van de molen. De huidige boerderij werd rond 1900 opgericht ter vervanging van een oudere, kleinere hoeve. Naast het bedrijf is een spaarvijver. Het molenhuis is een vergroting en aanpassing van rond 1892 van de reeds bestaande oudere watermolen waarvan de bouwsporen in de straatpuntgevel zijn.

Landschapswaarden

Wetenschappelijke waarde

De archeologische site bevindt zich op een verheven punt in de Scheldevallei, top van een zandige rug. Het Bos t’Ename is op een steile oostelijke dalwand van de Boven- Schelde nabij Oudenaarde gelegen. 1/5 van het bos is gelegen op slecht gedraineerde gronden binnen de pleistocene Scheldevallei, 4/5 bevindt zich op een helling met kleizandcomplexen, zandsteenbanken, kwelzones en bronnen.

Historische waarde

De site van Ename werd reeds in de Romeinse tijd als landbouwgrond gebruikt. Vanaf 974 werd Ename een handelsnederzetting met burcht. Van de vroeg-romaanse kerk zijn enkel de funderingen bewaard gebleven, hierboven staat de huidige St-Laurentiuskerk. Er zijn resten van de oude abdij van Ename, ontstaan rond 974. Deze speelde een grote rol op de grens tussen het Duitse Rijk en het Franse Rijk. De abdij had verschillende bezittingen in een gebied dat zich uitstrekte van Pervijze (Diksmuide) tot Deurne (Antwerpen) en van Kluizen (Gent) tot Calais. Van de 11e tot de 18e eeuw was het bos eigendom van de Benedictijnenabdij van Ename. Het grondgebruik van het Bos t’Ename is een afwisseling van ontginning voor gras- en akkerland en bebossing. Tot 1775 was er een toenname van het bosareaal, nadien daalt het bos ten voordele van akkerland. Vanaf 1880 steeg de bebost oppervlakte terug.

Esthetische waarde

De kerk van Ename heeft een klein kerkhof en ligt aan het begrast marktplein. Aan de Schelde liggen de opgravingen van de site. De nog vrij gave dorpskern van Ename is met een kasseiweg met het bos verbonden. Dit bos, op de dalwand gelegen, bestaat uit twee boskernen, omgeven met gras- en akkerland.

Sociaal-culturele waarde

De archeologische site werd tot een archeologisch park en openluchtmuseum uitgebouwd met een grote pedagogische waarde.

Ruimtelijk-structurerende waarde

De site van de abdij is op een strategische plaats, aan de Scheldeoever gelegen. Meer naar het oosten toe ligt het dorp Ename met het met bomen beplante marktplein. De huizen errond zijn nog vrij gaaf. Aan het begraste marktplein staat de kerk. De dorpskern van Ename is met het bos, dat op de dalwand van de Scheldevallei ligt, met een kasseiweg verbonden. Nog verder naar het oosten komt men op de kouter van Mater. Het dorp Volkegem ligt op de rand van de kouter en een vallei die richting Bos t’Ename loopt.

Landschapselementen en opbouwende onderdelen

Geomorfologie/hydrografie

Microreliëf:
  • microreliëf
  • talud
Macroreliëf:
  • macroreliëf
  • heuvel
  • steilrand
  • markante terreinovergang
  • holle weg
Hydrografische Elementen:
  • waterloop
  • beek
  • vallei

Elementen van bouwkundig erfgoed, nederzettingen en archeologie

Koeren en hovingen:
  • tuin
  • hof

Torreken te Walle

Nederzettingspatronen:
  • nederzettingspatroon
  • plein
  • gehucht

Boskant bij Bos t’ Ename, Ename-bosrelatie, archeologische site, Volkegem

Kastelen, landgoederen en aanhorigheden:
  • landgoed
  • kasteelgracht
Bouwkundig erfgoed:
  • (heren)woning
  • huis
  • herberg

dorpskern Ename, Schuifelbeen

Landbouwkundig erfgoed:
  • hoeve
  • schuur
  • stal

dorpskern Volkegem

Molens:
  • watermolen

Toysschemolen

Kerkelijk erfgoed:
  • kerk
  • kapel
  • abdij
  • pastorie
Klein historisch erfgoed:
  • schandpaal

waterpomp

Archeologische elementen:

Elementen van transport en infrastructuur

Wegenis:
  • weg
  • pad
  • kerkwegel

kasseiweg tussen bos en dorp

Spoorweg: Elementen en patronen van landgebruik ~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Puntvormige elementen:
  • bomengroep
  • solitaire boom
Lijnvormige elementen:
  • dreef
  • bomenrij
  • houtkant
  • houtwal
  • hagen
  • knotbomenrij
  • kaphaag
  • perceelsrandbegroeiing
Kunstmatige waters:
  • vijver
Bos:
  • loof
  • hakhout
  • middelhout
  • struweel