Drongengoedbos

Ankerplaats ID:A40002

Landschap

Omschrijving

Het Drongengoedbos situeert zich op de cuesta van Oedelem-Zomergem. Hier dagzoomt het Tertiair, meerbepaald de klei van Asse deeluitmakend van het Bartoon. De asymmetrische reliëfvorm vertoont een steilrand naar het zuiden (cuestafront) en een zacht afhellend gedeelte in noordelijke richting. Op de topzone (tot 28m) loopt de oude Gentweg van Oedelem tot Zomergem over de korpskernen van Knesselare en Ursel. Ten zuiden van het cuestafront te Zomergem bevindt zich een westelijke uitloper van de Vlaamse Vallei die samenvalt met de depressie van de vroegere Hoogkale-Durme en waarin in de 17de eeuw de Brugse Vaart werd aangelegd. Dit gebied wordt gekenmerkt door oude ontginningen met een percelering bestaande uit ofwel een geordende mozaïek van blokken en stroken ofwel uit een dominantie van gelijkgerichte stroken. Daarnaast komen er jong ontgonnen gedeelten voor met een planmatige verkaveling in dambordvorm en waarvan de hoofdassen samenvallen met wegen en bosdreven, dit is het geval in het Drongengoed. Tijdens de vroege middeleeuwen was het ontgonnen areaal beperkt. Er deed zich een geleidelijke Germaanse kolonisatie voor van de streek met stichting van een aantal nederzettingen (-gem toponiemen) doch tot ca. 1000 bleef het natuurlandschap, uit bossen en wastina bestaande, overheersen. De ‘terra inculta’ of ‘wastina’ was opvallend in het landschap aanwezig, naast heide trof met er ook nog struikgewas aan, vooral berkenopslag. De bodem was er drassig omwille van de grote dichtheid van de klei en het ontbreken van afwateringsgrachten. De grote ontginningen namen vanaf de 11e eeuw een aanvang en kenden hun hoogtepunt in de 12e en 13e eeuw. Onder meer door usurpatie van gronden van de Franse koning vanaf de 9e eeuw waren de graven van Vlaanderen de belangrijkste grootgrondbezitters geworden. In dit gebied hadden ze een belangrijk domein, dat in oorsprong vermoedelijk teruggaat op een Frankische nederzetting, het “Prinsengoed” dat als ‘foncier’ diende. De oprichting van deze zogenaamde “Einzelhöfe” of “site met walgracht” met stedelijk kapitaal resulteerde hier in het gebied in een eerder gesloten landschap met verspreide bebouwing. Vooral tussen 1215 en 1250 is de demografische druk er groot en dit zet aan tot het verder ontginnen van de wastines. De graaf verkocht zijn gronden en liet anderen het werk opknappen. De uitgestrekte wastines en een groot deel van de boskernen worden onder handen genomen. In bepaalde gevallen ontstonden kolonistendorpen, maar in de meeste gevallen waren ze kleiner van opzet (gehuchten). Ook lekenheren en abdijen waren actief, deze laatste vooral in het Maldegemveld. Vooral boeren op grote hoeves in de heidevelden werden hiervoor ingeschakeld (Papinglo, Burkel en Drongengoed). Deze ontginningsgolf komt in het midden van de 13e eeuw tot stilstand. Dit had meerdere oorzaken; het marginale karakter van deze gronden, de hoge investeringskosten, het afnemen van de bevolkingsdruk en het protest van de plaatselijke bewoners omdat het in oorsprong gemeenschappelijke gronden waren die voor begrazing gebruikt werden. Centraal in het Drongengoedbos ligt de voormalige abdijhoeve van de Norbertijnen van Drongen het “Drongengoed”. De geschiedenis ervan gaat tot 1242 terug met de aankoop van 97 ha heidegrond van het “Maldegemveld”. Het oudste pachtcontract dateert van 1401 en maakt al van ontginningen gewag. De eerste ontginningshoeve ,z.g. “d’ Oude hofstede” bestond reeds voor 1400 en de namen van de verschillende pachters zijn gekend. De ontginning bleef echter beperkt o.m. door het marginale karakter van de gronden. In 1563 werd een nieuw maar klein huis, vermoedelijk van leem en stro, gebouwd. Uit de pachtcontracten blijken de ontginningen achteruit te gaan en begin XVIII wordt de hoeve als “geruïneerde hofstede” beschreven. Een twee en bloeiende ontginningsfase start in 1740 onder abt De Stoop waarbij het landschap grondig gewijzigd werd en het gebied zijn planmatige aanleg en huidige vorm met een dambordvormig drevenpatroon kreeg. Hij richtte een nieuwe hoeve op, voltooid in 1746, met de meest rendabele gronden binnen de bedrijfsoppervlakte terwijl de overige gronden werden tot loofbos (eik en beuk). Op het eind van de 18e eeuw werden deze stukken naar naaldbos omgezet. In 1746 werd door de abdij een deel van het Maldegemveld ten westen van de hoeve aangekocht waardoor het Drongengoed een centrum van bosbouw werd. Vandaag is het Drongengoed een uitgestrekt domein bestaande uit bossen en dreven met een centrale hoeve. Ongeveer 180 ha is sinds 1952 ingenomen deer een militair vliegveld met ernstige ontbossing als gevolg. Ook Papinglo blijkt een van de belangrijkste ontginningskernen geweest te zijn, door de Sint- Baafsabdij bestuurd. In 1636, tijdens de godsdienstoorlogen, werd deze abdijhoeve geplunderd en totaal verwoest door brand, net als grote delen van het bos. Het duurt tot in de 18e eeuw vooraleer er weer min of meer sprake is van succesrijke ontginningen, voornamelijk vanuit de Drongengoedhoeve dan. Op de heidevelden graasde het vee waarvan de mest verzameld werd om als mest op de akkers te gebruiken. Het steken van plaggen of zoden op de heide was een algemeen gebruik; deze werden gedroogd en als brandstof gebruikt. De as ervan diende als meststof. In Maldegem werd in de 18e eeuw zowel in Burkel als te Papinglo nog plaggen verkocht. Het hout dat gekapt werd, werd door de pachter of eigenaar zelf gebruikt ofwel openbaar verkocht tijdens de ‘passeringhe’. Vanaf de 18e eeuw werd dit aangekondigd via affichering. Te Maldegem-Kleit is deze gebeurtenis uitgegroeid tot een feest ter gelegenheid van de hakhoutverkoop in het Papinglobos. Tegen het eind van de 18e eeuw werden de velden massaal in akkers omgezet. Zo werd in 1780 het Papinglodeel van het Maldegemveld, in 1785 het Waarschootveldeken te Burkel en in 1791 een groot stuk van het Maldegemveld te Oedelem ontgonnen. Er werden houtkanten en/of bomenrijen rond deze landbouwgronden aangeplant, andere grote stukken werden dan weer bebost maar dit keer met naaldhout. De ontginningen gebeurden in een dambordpatroon, dit is nog steeds in het landschap te herkennen.

Landschapswaarden

Wetenschappelijke waarde

Dit gebied maakt deel uit van de cuesta van Oedelem - Zomergem. Vijf beken stromen door het gebied, in de winter zijn er stuwwatertafels, door de Bartoonklei veroorzaakt. Een Kwartaire mantel ontbreekt. Dit gebied is weinig voor landbouw geschikt.

Historische waarde

Deze zone is gelegen binnen het historische Maldegemveldt, een uitgestrekte heide. Het werd laat en op een systematische wijze ontgonnen. Tussen 1200 en 1250, tijdens de grote middeleeuwse ontginningen, werd vooral vanuit een aantal grote hoeves die eigendom waren van de abdijen ontgonnen. Vanaf 1242 was Drongengoed eigendom van de abdij van Drongen. In de 16de eeuw was er een open landschap veroorzaakt door bosbranden, turfsteken, het beweiden van bos en de kapping ervan. Nadien was er overwegend eikenbos met bijmenging (1745). In de 19de eeuw werden nog nieuwe stukken heide aan het bos toegevoegd. Het dambordvormig perceleringspatroon is het resultaat van het aanplanten van dreven tijdens de systematische verkaveling en bebossing tijdens de 18e en 19e eeuw.

Esthetische waarde

Het Drongengoed is het grootste aaneengesloten bos van Oost-Vlaanderen. De dreven en sloten zijn gave overblijfselen van de ontginning van het Maldegemveldt, het dambordpatroon is aanwezig.

Sociaal-culturele waarde

Het Maldegemveld is lang onontgonnen gebleven, in 1736 werd daar de laatste wolf van beide Vlaanderen gedood.

Ruimtelijk-structurerende waarde

Het betreft hier een gesloten, bebost gebied. Het wegen- en verkavelingspatroon heeft nog dezelfde structuur als de 18e eeuwse dambordvormige ontginningen. De dreven doorsnijden het bos. De enige grote open ruimte wordt door het vliegveld van Ursel veroorzaakt, dat een brede strook uit het bos snijdt.

Landschapselementen en opbouwende onderdelen

Geomorfologie/hydrografie

Microreliëf:
  • microreliëf
Macroreliëf:
  • macroreliëf
  • heuvel
  • markante terreinovergang

cuesta van Oedelem

Hydrografische Elementen:
  • beek

Wagenmakersbeek, Driesbeek,,,,

Moerassige gronden:

stuwgronden

Geologie:
  • ontsluitingen

Bartooncuesta van Oedelem

Elementen van bouwkundig erfgoed, nederzettingen en archeologie

Kastelen, landgoederen en aanhorigheden:
  • kasteel

Kasteel van Prinseveld

Landbouwkundig erfgoed:
  • hoeve
  • schuur
  • stal

Drongengoedhoeve, Porcelijnegoed, Papinglohoeve

Militair erfgoed:

militair domein

Elementen van transport en infrastructuur

Wegenis:
  • weg
  • pad
  • Oostenrijkse periode

oude Gentweg

Elementen en patronen van landgebruik

Lijnvormige elementen:
  • dreef
  • bomenrij
  • houtkant
  • knotbomenrij
  • perceelsrandbegroeiing
Kunstmatige waters:
  • poel
Topografie:
  • blokvormig
  • historisch stabiel
Historisch stabiel landgebruik:
  • heide

enkele kleine stukjes op het militair domein, zaadbank nog in de bossen aanwezig

Bos:
  • naald
  • loof
  • hakhout
  • middelhout
  • hooghout
  • struweel

Andere:

Opmerkingen en knelpunten

Militair domein ligt midden in het Drongengoedbos, de aanleg ervan ging met ontbossing gepaard. Het opstijgen en landen van vliegtuigen zorgt voor lawaaihinder.Een recreatiezone ligt juist aan de zuidoostelijk grens van de ankerplaats. Langs de weg Knesselare- Ursel liggen enkele zonevreemde bedrijven.