Kreken Lapscheure

Ankerplaats ID:A30005

Omschrijving

Deze ankerplaats ligt bijna volledig in de gemeente Damme, behalve het meest noordelijke stukje in de gemeente Knokke. In het oosten wordt ze door de Nederlandse grens begrensd, in het zuidoosten door de Zeedijk en de St-Pieterdijk tot het Leopoldkanaal. Vanaf het kanaal loopt de grens van de ankerplaats parallel aan de Damse Vaart langs Oostkerke en de Hoekemolen. Het Schipdonk- of Leopoldanaal vormt de grens met ankerplaats “Damme en omgevende polders”. Rond de 10e en 11e eeuw lag dit gebied aan de Zwingeul die toen tot Damme reikte. De kreken in het gebied waren in de 12e eeuw verbonden met de oude Zwingeul en in de 16e eeuw met het Lapscheurse gat. Pas na de middeleeuwen kreeg deze streek zijn uiteindelijke vorm door de vele oorlogen/grensconflicten. Gedurende de Tachtigjarige Oorlog tussen de Noordelijke Nederlanden en Spanje lag de grens tussen beide staten ongeveer in dit gebied, en maakte men dankbaar gebruik van de lage ligging van het gebied om het te laten overstromen. De Noordnederlandse troepen steken enkele dijken door te Sluis en het instromende zeewater schuurt een diepe kreek uit die nu nog gekend is als het Lapscheurse Gat. Men bouwde talrijke grote en kleine forten in het gebied die ook onderling verbonden moesten zijn. Na het verdrag van Münster in het midden van de 17e eeuw moet men een groot deel van het gebied opnieuw inpolderen en bedijken. Tijdens de 19e eeuw was dit eveneens een omstreden gebied (tussen de Oostenrijkers en Nederlanden) en, ten tijde van Napoleon, werden de Oostenrijkers hier verslagen in 1784. Deze ankerplaats valt uiteen in twee grote delen: één rond de Damse Vaart en één rond de Zuid-over-de-Lieve-geleed en de kreken rond Lapscheure. Beide delen worden landschappelijk gestructureerd door kanalen, geleden, (oude)kreken én de dijken. De afwateringsgrachten tussen de percelen en de afwateringslanen zorg(d)en samen met de kreken voor de drainage van het gebied. In de grachten komt veel rietvegetatie voor (rietkragen). In de kreken komt er nog een andere verlandingsvegetatie voor. De rietkragen en –landen accentueren deze landschapsstructurerende elementen. De dijken getuigen van de stapsgewijze inpoldering van het gebied en vormen een visuele barrière in het landschap door hun hoogte, door hun beplanting (knot/bomen, lage struiken) en door de bebouwing erlangs. Op de dijken lopen vaak wegen. De Damse Vaart is gegraven in de vroegere bedding van de Zwingeul en maakt het transport per schip naar Brugge mogelijk. Dit bestendigt de historische waterverbinding van Brugge met zee. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werden de Forten st-Donaas, St-Job en Frederik gebouwd om immers de Damse Vaart te beschermen tegen de Noordelijke Nederlanden. Fort St-Donaas werd tevens als overslaghaven gebruikt want de Zwingeul was reeds te verzand om nog met grote schepen tot in Damme (laat staan Brugge) te varen. Van het Fort St-Donaas rest bijna niets meer. De andere forten zijn wel nog te herkennen. Op de site van fort St-Donaas werd later klei uitgegraven. Aan beide kanten van de Damse Vaart vindt men dijken terug. De zeer natte percelen tussen de Damse Vaart en de eerste dijk liggen veelal onder weiland. In de Lemspolder zitten nog zeer gave stukken met een zeer dicht netwerk van knotbomenrijen en restanten van dijken. Ten noorden van Hoeke komt een groot stuk akkerland voor. Tussen Oostkerke en Hoeke liggen ook meerdere akkerlandpercelen die soms een lint vormen. Ter hoogte van Oostkerke en ter hoogte van de Schaapsdijkhoeve is dit te wijten aan de drogere bodemcondities van een kreekrug. In de Lemspolder en in percelen tussen fort St-Job en hoeve St-Donaas komen restanten van korte dwarsdijken voor. De Hoekevaart heeft nog een zeer natuurlijk oeverprofiel waar oevervegetatie voorkomt die een schommelend waterpeil (periodisch onder of boven watepeil) verdraagt. De Zwarte Sluis zorgde voor de regeling van de waterafvoer en het waterpeil in de Hoekevaart. De twee nederzettingen ten westen van de Damse Vaart (Oostkerke en Hoeke) hebben nog een zeer gave bewoningskern zonder veel storende nieuwbouw. In beide kernen vormt de kerk, met aansluitend weilandpercelen, de blikvanger in het landschap. In de nabijheid staat telkens een windmolen. De kreek waar nu de Zuid-over-de-Lieve-geleed ligt, was verbonden met het Lapscheurse Gat. Dit geleed zorgde voor de afwatering van het gebied ten zuiden van het Lievekanaal (pas vanaf 17e eeuw); door de Lieve was de waterhuishouding van het gebied immers verstoord en moest er meer water worden afgevoerd vanuit Brugge en omstreken. De sluis op het Lievegeleed (=Blauwe Sluis) is niet op de kreek zelf aangebracht, maar op een nabijgelegen zandige kreekrug. Een zandige ondergrond biedt immers een betere stabiliteit dan een venige of kleiige ondergrond om te bouwen. Het grondgebruik rond het Zuid-over-de-Lievegeleed hangt niet meer vast aan de fysische structuur van kreekruggen en komgronden. Elders in deze ankerplaats liggen deze structuren (kreekruggen en komgronden) niet aan de oppervlakte want dit gebied is nog vrij laat overstroomd en systematisch ingedijkt. De oeverprofielen rond het geleed zijn wel zeer waardevol (althans waar grenzend aan weiland) want de verschillende stadia van verlandingsvegetatie komen voor en er is nog een actieve waterpeilschommeling. De percelering is grotendeels geënt op de dijken (dwars op dijken) en de percelen zijn veelal lang en smal. In de weilanden is hier en daar microreliëf aanwezig hetzij natuurlijk, hetzij door vergraving ontstaan. Langs weilanden komt nog een beetje perceelsrandbegroeiing van knotbomen, opgaande bomen en houtkanten voor. In de vele grachtjes tussen de percelen staan vaak rietkragen. De Rietgeule en Zevengemeten worden stroomafwaarts begeleid door weilanden. Meer stroomopwaarts staan de percelen dwars op deze geleden of de dijken georiënteerd. Her en der zijn het nog typische smalle en lange repelpercelen omringd door grachten. Waar meerder repelpercelen samengevoegd zijn, kan men de vroegere grachten nog herkennen. De hoeves in het gebied zijn allen vrij recent en waardevol. De recentste uitbreidingen doen afbreuk aan hun historisch karkater. Hoeke zelf is otstaan aan een hoek van de Krinkeldijk vanwaar het gehucht zijn naam gekregen heeft. Lapscheure is qua nederzetting minder waardevol door de vele nieuwe lintbebouwing errond; het kleinschalige van dit dorp dreigt verloren te gaan.

Landschapswaarden

Wetenschappelijke waarde

Het uitgebreid krekenstelsel ligt aan de basis van een grote verscheidenheid aan bodemkundige gradiënten. Dit weerspiegelt zich in de grote verscheidenheid van landschapselementen en heeft een soortenrijke flora en auvifauna voor gevolg. Typische soortenrijke verlandingsvegetatie aanwezig.

Historische waarde

Restanten van een vertakt 12de eeuws geulensysteem van het Zwin. Belangrijke landinwaartse vertakking van het Lapscheurse Gat. Voorkomen van een aantal dijken : de Groene Dijk met verschillende doorbraakpunten, de Sint-Pietersdijk (ontworpen bij de inpoldering begin 17de eeuw). Verdedingingslinie uit Tachtigjarige Oorlog met nog enkele forten resteren.

Sociaal-culturele waarde

De geschiedenis achter het Lapscheurse gat (Tachtigjarige Oorlog) geeft het gebied een meerwaarde.

Ruimtelijk-structurerende waarde

Kreken, de Damse Vaart en dijkenpatroon structureren het landschap. De dijken bepaalden de periode van inpoldering en ontginning, en vormen de assen waarlangs de landbouwpercelen konden bereikt worden. Lapscheure is ontstaan op kruising van een dijk en een weg, en vormt een structurerende nederzetting voor de wegen. De kreken zorgen daarentegen voor het onderscheid tussen landbouwland in het binnendijkse gebied: weilanden op kreekruggronden, akkerbouw in komgronden. De nederzetting van Lapscheure is in dit vlakke open gebied zeer opvallend en heeft een bakenfunctie.

Landschapselementen en opbouwende onderdelen

Geomorfologie/hydrografie

Microreliëf:
  • microreliëf

natuurlijk microreliëf maar misschien ook door uitbrikken of ontvenen

Hydrografische Elementen:
  • kreek

Elementen van bouwkundig erfgoed, nederzettingen en archeologie

Landbouwkundig erfgoed:
  • hoeve

Elementen van transport en infrastructuur

Waterbouwkundige infrastructuur:
  • dijk
  • grachtenstelsel

in de grachten veelal rietkragen; op dijken veelal wegen

Elementen en patronen van landgebruik

Lijnvormige elementen:
  • bomenrij
  • houtkant
  • knotbomenrij
  • perceelsrandbegroeiing
Kunstmatige waters:
  • poel
  • vijver
Topografie:
  • repelvormig

geaccentueerd door “laantjes” in de weiden

Historisch stabiel landgebruik:
  • permanent grasland

vlakbij kreek weiland, komgrond akkerland

Opmerkingen en knelpunten

In de noordwestelijke hoek van de ankerplaats liggen enkele weilanden die nog zeer gaaf zijn naar perceelsrandbegroeiing, microreliëf en veedrinkpoel. De oorspronkelijk kleine akkers worden samengevoegd tot grotere complexen voor een efficiënte bedrijfsvoering (zoals reeds buiten de ankerplaats rond de Hoge Hem, OLV-polder gebeurd is) doet afbreuk aan de herkenbaarheid van het landschap. Bovendien worden een aantal weilanden (grenzend aan de kreek) omgezet tot akkerland; vooral de bewerking van het land (vb.ploegen) heeft nefaste gevolgen voor de kreekoevers en voor het typische microreliëf. Enkele recente uitbreidingen van landbouwbedrijven worden als storend in het landschap ervaren. De N49 Maldegem-Knokke deelt het gebied in twee delen alhoewel ze landschappelijk één geheel vormen. Deze weg springt in het oog doordat hij enerzijds op bepaalde plaatsen op een berm ligt en anderzijds beplant is. De recente bebouwing in Lapscheure ontwikkelt zich lintvormig en versnijdt op die manier de open ruimte.