Schorren van de Durme, de Bunt en monding van de Durme in de Schelde

Ankerplaats ID:A14003

Omschrijving

Deze ankerplaats situeert zich op grondgebied van de gemeenten Hamme, Oost- Vlaanderen, en Bornem op de provincie Antwerpen. De Durmevallei kenmerkt zich door een steile noord- en een zachthellende zuidkant. Deze asymmetrische vallei houdt verband met de monoklinale bouw van de tertiaire afzettingen, vooral op de noordhelling (cuesta van het Waasland). De bodem bevat er zware rivierklei in de alluviale delen en lichtere zand- en zandleemgrond op de hogere gedeelten. De vallei wordt reeds heel lang bewoond, er zijn sporen van paleolitische en neolitische nederzettingen. De inpoldering kwam in de 13e eeuw op gang. Een eeuw later werd het kanaal Sassevaart gegraven. De stroomsnelheid in de Durme veranderde en sindsdien verzandt de Durme, met een stijgend waterpeil tot gevolg. Buitengewoon is de sterke getijdenwerking die we hier zo ver landinwaarts nog waarnemen. Als zijrivier van de Schelde kent de Durme metershoge verschillen tussen hoog- en laagtij. Langsheen de rivier vinden we slikken en schorren, die overstromen bij vloed en droogvallen bij eb. Er ontstond hier het zeldzame zoetwaterschorbiotoop, met typische moerasvegetaties. Vaak zijn het vochtige ruigten en dichte wilgenstruwelen, en meer zeldzaam meterhoge rietkragen en Spindotterbloemen. Vroeger werden de schorren als landbouwgrond gebruikt, om de percelen tegen overstromingen te beschermen werden er zomerdijkjes omheen de schorren aangelegd. Deze schorren dienen als gras- en hooilanden. Later kwamen deze schorren in onbruik en evolueerden snel naar riet- en wilgenstruweel. Op de samenvloeiing van Schelde en Durme staat het monument er ere van de schrijver Philip de Pillecijn. Op de Ferrariskaarten was nog niet veel te herkennen van het huidige Stort bij Weert. De Schelde had direct stroomopwaarts de Durmemonding nog een andere, iets meer stroomopwaarts gelegen loop, waardoor er ter hoogte van het huidige schor slechts een smal, vermoedelijk onbedijkte schor bestond.. Midden de 19e eeuw was het schor reeds groter maar had nog niet de huidige omvang gekregen. Het schor kreeg in het noorden de benaming “Schoor van de Molen”, terwijl het zuidelijk deel van het huidige schor de naam “Nieuw Schoor” kreeg, wat kan geïnterpreteerd worden als een mogelijke aanduiding van schoraangroei. Ter hoogte van Weert zijn in 1872, 1892 en 1909 kleine bedijkte hooilandjes aanwezig zonder sluisjes. In 1903 is de Schelde ter hoogte van Driegoten rechtgetrokken, waarna het Stort bij Weert ontstond. In 1951 bestond het schor uit een mozaïek van rietvelden en struwelen (waarbij wijmenstruweel langs de binnenkant en aan de buitenrand van een vermoedelijke zomerdijk te herkennen is). In tegenstelling tot andere zoetwaterschorgebieden was het dus niet meer als landbouwgrond in gebruik. In 1967 was het gebied vrijwel volledig ingenomen door houtige vegetaties. Momenteel wordt het Stort nog steeds vrijwel volledig ingenomen door een dicht, lange tijd niet meer onderhouden wijmenstruweel, waarbij de bomenrijen langs geulen en zomerdijken verdwenen zijn. Langs de binnenkant tegen de dijk komt een brede strook, door pionierende kruiden gedomineerde vegetatie, die vermoedelijk ontstaan is door recente graafwerken ten gevolge van de Sigmawerken. Op de noordelijk kop komt tussen de verspreide bomen een ruigtekruidenvegetatie voor. Het schor aan de Durmemonding en het Tielrodebroek heeft op historische kaarten een andere vorm. Voor 1830 lag in de Durme een min of meer driehoekig eiland dat de monding in twee afzonderlijke armen verdeelde. Dit eiland dat Luizenbosch werd genoemd, werd voor het eerst vermeld in 1648. Na een langdurige betwisting tussen Hamme en Tielrode werd het aan de laatst genoemde gemeente toegewezen en rond 1830 bij Tielrode ingedijkt. Gegevens van het oorspronkelijke kadaster uit het begin van de 19e eeuw wijzen op weiland. In het midden van de vorige eeuw was zowel het Tielrodebroek als het schor aan de Durmemonding in gebruik als (zomer)bedijkte (vloei)weide. Aan de hand van luchtfoto’s kan worden vastgesteld dat in 1951 het schor volledig wordt ingenomen door landbouw; er liggen homogene weilanden, die omwald zijn met bomen beplante zomerdijken. In 1971 duidelijk niet meer als landbouwgebied in gebruik. Er is nog geen struweelvroming maar wel komen enkele struiken en bomen voor op de zomerdijk. De situatie is in 1982 grondig gewijzigd: her en der treedt natuurlijke struikopslag op, met name op het centrale deel van het schor. De situatie doet reeds sterk denken aan de huidige met dien verstande dat de struwelen minder uitgebreid waren. Momenteel is op het schor aan de Durmemonding een grote verscheidenheid aan biotopen voorhanden, waarbij er zich een zekere differentiatie heeft voorgedaan in de struweeltypes. Het natuurreservaat Schorren van de Durme is een bedijkte vloeiweide op de topografische kaarten van 1872 tot 1948. Het is opgedeeld door compartimenteringsdijken en in de westhoek is er één sluis voorzien. Op het zuidoostelijk gedeelte zijn wijmen aangeplant. Hetzelfde geldt voor een smalle zone rivierwaarts de zomerdijk. Rond 1948 wordt een deel van de hooilandjes vervangen door wijmen. Het oude uitveningsgebied “De Bunt vormt een vrij groot plassenrijk en bebost geheel. De aanplanten en bossen zijn te vergelijken met die van de Scheldevallei. De oude plassen van de Bunt zijn overblijfselen van de vroegere uitveningen in dit gebied. Ze zijn vrijwel allemaal in gebruik als privé-visvijver, evenals recent gegraven putten. Het gebied is dus ook bezaaid met weekendverblijven of vissershutten.

Landschapswaarden

Wetenschappelijke waarde

Dit gebied ligt aan de Durmemonding. De monding lag voorheen op een andere plaats zodat dit stuk van de Schelde de historische Durme is. De Durmeschorren zijn uiterst waardevol als rivierschor en zoetwatergetijdengebied.

Historische waarde

De vorm van het schorgebied en de omgevende meander zijn perfect herkenbaar sinds Ferraris (ca. 1775). De weg die het schorlandschap van het natuurreservaat Schorren van de Durme in het zuiden begrenst, is identiek ten tijde van Ferraris. Grachtennetwerk op Ferraris is niet meer terug te vinden op recentere kaarten.

Esthetische waarde

De rietlanden en struwelen op de schorren vormen een contrast met de achterliggende meer open gebieden en de rivieren.

Sociaal-culturele waarde

Aan de Durmemondig staat een monument ter ere van de schrijver De Pillecijn.

Landschapselementen en opbouwende onderdelen

Geomorfologie/hydrografie

Microreliëf:
  • microreliëf
Hydrografische Elementen:
  • waterloop
  • rivier
  • vallei
  • meander
Moerassige gronden:
  • moeras
  • veen
  • rietland

Elementen van bouwkundig erfgoed, nederzettingen en archeologie

Bouwkundig erfgoed:
  • herberg
Molens:
  • watermolen
Klein historisch erfgoed:
  • standbeeld

Het Pillecijn monument

Elementen van transport en infrastructuur

Wegenis:
  • pad
Waterbouwkundige infrastructuur:
  • sluis

Elementen en patronen van landgebruik

Lijnvormige elementen:
  • bomenrij
  • houtkant
  • knotbomenrij
  • perceelsrandbegroeiing
Kunstmatige waters:
  • turfput

Typische landbouwteelten:

riet en wilgen

Bos:
  • loof
  • broek
  • hakhout
  • struweel
Bijzondere waterhuishouding:
  • uiterwaarden
  • buitendijks

Opmerkingen en knelpunten

Vele voormalige turfputten zijn nu als visvijver in gebruik. Daarrond staan er vissershuisjes en weekendverblijven.