Scheldevelde en de zeven dreven

Ankerplaats ID:A40068

Landschap

Omschrijving

Het Scheldeveld en de zeven dreven liggen op grondgebied van de gemeente De Pinte. Het gebied van Scheldevelde gaat op een middeleeuw “veld” of “wastina” gebied terug. Dit gebied was een deel van het uitgestrekte “Scheldeholt” of Karolingisch koningsforeest van Gent tot Sint- Eloois- Vijve, dat in de 9e tot 13e eeuw gedegenereerd was. Het uitgestrekte en compacte domein dat de Sint - Pietersabdij bezat juist ten zuiden van de samenvloeiing van Schelde en Leie, en ook door deze waterlopen begrensd. Het eigenlijke veldgebied was uitgestrekter dan het stuk dat in handen van de abdij was. Over de exacte zuidelijke grens van het abdijdomein zijn er wel wat onduidelijkheden maar aangenomen wordt dat het domein zich tot aan Zevergem en de Langerake strekte en dat van daaruit de grens in rechte lijn naar de Leie liep. Deze grens komt echter niet overeen met de grens van het Scheldeveld. Men kan deze afleiden uit archiefdocumenten en dan komt men bij deze afgrenzing uit: van Sint- Martens- Latem over Sint- Denijs- Westrem langs de huidige wijk Maalte over Zwijnaarde langs de wijk Ottergem naar Zevergem. Tot waar dit veld zich in zuidelijke richting uitstrekte is moeilijker te bepalen. Over het gebied dat buiten het abdijdomein lag hebben we minder gegevens voor handen. De grens van het groot ‘veld’ tussen Schelde en Leie lag in elk geval ten zuiden van de oude Langerake. Indien het niet hetzelfde “veld” was, bevonden er zich in elk geval nog andere velden bevonden in het grafelijk gebied. Hoever de onbebouwde vlakte zich in de richting uitstrekte, kunnen wij niet met zekerheid zeggen. Er is bekend dat tot het midden van de 19e eeuw de helft van de gemeente Nazareth onontgonnen gebleven is. Het binnenland tussen de waterlopen is lange tijd onbewoond en onontgonnen geweest. Ook de alluviale gronden nabij de rivieren leende zich niet tot een gemakkelijke ontginningen. Voor het eerst in de 12e eeuw, en voornamelijk onder invloed van de Cisterciensers, begon met de systematische ontginning van deze overgebleven woeste gronden. Pas in de tweede helft van de 18e eeuw is het gebied van de abdij volledig ontgonnen. De afbrokkeling van de woestenij nam toe toen de abdij daar een hoeve had ingeplant. Dit gebeurde rond of kort voor het begin van de 13e eeuw. Op het einde van de 13e eeuw zagen we dat verschillende stukken op de rand van de wastina in landbouwland worden omgezet. Een deel van de opbrengsten van de abdijhoeve gingen naar de abdij. In het huurcontract stond ook dat de huurder verplicht was elk jaar twee nieuwe bunders van het ‘veld’ te ontginnen en te bebouwen. Anders stukken werden aan de abdijen van Ottergem en aan de meier van Maalte toevertrouwd. Algemeen kan gesteld worden dat van de rand van het veldgebied richting centrum ontgonnen werd. Maar over gedetailleerde evoluties zijn geen gegevens gekend. In de 18e eeuw was in elk geval nog een groot deel van het binnenstuk onbebouwd. De uiteindelijke ontginning greep op het einde van de 18e eeuw plaats. Het oude veld werd tot een modern platsoen omgevormd. Dit gebeurde in de periode van 1769 tot 1784. Men begon met de herstelling van de abdijhoeve zelf; deze werd tot een kasteeltje verbouwd. In 1774 beëindigde men het eerste werk. Het overgebleven veld verdeelde men in verscheidene stukken door het aanleggen van verschillende wegen die allen concentrisch naar het herstelde middengebouw liepen. Hiermee begon men in 1772. Omwille van dit grote werk werden verschillende plattegrondkaarten van de omgeving gemaakt. De oudste, voor 1784 opgemaakt, vertonen en meer ingewikkeld wegennet dan deze in en na 1784 opgemaakt werden. Hieruit kan afgeleid worden dat het oorspronkelijke plan bij de verwezenlijking een aanzienlijke vereenvoudiging heeft gekend en dat het werk in 1784 beëindigd was. Tenslotte werd het veld, dat door deze aangelegde wegen in vele stukken was verkaveld geworden, ontgonnen en verbouwd. De ontginning van het Scheldeveld valt samen met de ontginningsperiode die in die tijd in de Oostenrijkste Nederlanden een aanvang nam. Deze werd na het midden van de 18e eeuw bijzonder intens, alhoewel er in deze streek geen begunstiging van de ontginningswerkzaamheid is geweest. De Sint- Pietersabdij heeft dus aan deze streek een nieuw karakter verleend dat de ontginning uit die tijd tekend. De begin- en einddatum van Scheldeveld stemt overeen met de algemene ontginningsperiode: 1778-1784. Over de laattijdigheid van de ontginningen op deze plaats zijn verschillende oorzaken aan te halen. Men kan het toeschrijven aan de traditionele inertie van de tijdsgenoten. De grootgrondbezitters hadden het ofwel financieel niet nodig om als onvruchtbaar bekendstaande grond om te zetten in vruchtbare landbouwgronden; ofwel werden ze afgeschrikt door de hoeveelheid kapitaal nodig voor de ontginning en hadden ze ook twijfels rond het nadien renderend zijn van deze gronden. De 12e eeuwse ontginningen door de Cisterciensersmonikken was te wijten aan de benarde financiën van de abdijen. De 18e eeuwse ontginningen werden voornamelijk door de bevolkingsdruk veroorzaakt. De grootgrondbezitters zouden ook ditmaal niet hebben meegewerkt, indien zijn niet de hoop koesterden tegemoetkomingen van het centraal bestuur te kunnen krijgen. Het oude landhuis van Scheldevelde werd in 1846 gesloopt en vervangen door het huidige kasteel. Het voormalige domein en kasteel “Scheldevelde” is nu een dienstencentrum en tehuis voor bejaarden van het OCMW Scheldevelde. In 1858 werd het domein bij testament overgelaten aan het bureau van Weldadigheid van Nazareth met de verplichting het in te richten als godshuis onder leiding van de zusters van Liefde voor bejaarden van De Pinte. Nu is het kasteel deels omgracht met daarbij de gedeeltelijke aangepaste dienstgebouwen uit de 18e eeuw, het wordt omringd door het park en de landerijen met stervormig aangelegde dreven.

Landschapswaarden

Wetenschappelijke waarde

Het gebied is gelegen op de waterscheiding tussen het Leie- en Scheldebekken: ten noorden geschiedt de afwatering naar de Leie, ten zuiden naar de Schelde.

Historische waarde

Het gebied van Scheldevelde gaat op een middeleeuw “veld” of “wastina” gebied terug. Dit gebied was een deel van het uitgestrekte “Scheldeholt” of Karolingisch koningsforeest van Gent tot Sint- Eloois- Vijve, dat in de 9e tot 13e eeuw gedegenereerd was.Voor het eerst in de 12e eeuw, en voornamelijk onder invloed van de Cisterciensers, begon met de systematische ontginning van deze overgebleven woeste gronden. Pas in de tweede helft van de 18e eeuw is het gebied van de abdij volledig ontgonnen. Men begon met de herstelling van de abdijhoeve zelf; deze werd tot een kasteeltje verbouwd. Het overgebleven veld verdeelde men in verscheidene stukken door het aanleggen van verschillende wegen die allen concentrisch naar het herstelde middengebouw liepen. Hiermee begon men in 1772. Tenslotte werd het veld, dat door deze aangelegde wegen in vele stukken was verkaveld geworden, ontgonnen en verbouwd.

Esthetische waarde

Kasteel met zevenstralig drevenpatroon en een bebost park.

Sociaal-culturele waarde

Het gebied heeft een recreatieve functie. Er ligt een pedagogisch bos naast kasteelpark. Het kasteel en de bijgebouwen worden gebruikt als bejaardencentrum.

Ruimtelijk-structurerende waarde

In het westen van de ankerplaats ligt het voormalige kasteel van Scheldevelde. Vanuit dit domein vertrekken zeven dreven, een noordwaarts, een zuidwaarts en vijf oostewaarts. Centraal ligt het knooppunt van het axiale drevenpatroon. Tussen de dreven liggen weiden en akkers. Er komen enkele kleine verkavelingen voor.

Landschapselementen en opbouwende onderdelen

Geomorfologie/hydrografie

Microreliëf:
  • microreliëf

Elementen van bouwkundig erfgoed, nederzettingen en archeologie

Koeren en hovingen:
  • tuin
  • park

villa Hemelrijk, Scheldeveld

Kastelen, landgoederen en aanhorigheden:
  • kasteel
  • landgoed
  • kasteelgracht

Scheldevelde, dienstgebouwen,koetshuizen,Hemelrijk

Bouwkundig erfgoed:
  • villa

‘Chalet d’Hemelrijk’

Kerkelijk erfgoed:
  • kapel

O-L-Vrouw van Hemelrijk

Elementen van transport en infrastructuur

Wegenis:
  • weg
  • pad

Elementen en patronen van landgebruik

Lijnvormige elementen:
  • dreef
  • bomenrij
  • perceelsrandbegroeiing
Bos:
  • loof
  • middelhout

Opmerkingen en knelpunten

Er bevindt zich wel wat residentiële bebouwing in sommige dreven.