Heirnisse,Vette-Meersbos,Fondatie en Kruiskapel

Ankerplaats ID:A40013

Omschrijving

Het Waasland is een belangrijke natuurlandschappelijke eenheid in het noordelijk zandig Vlaanderen tijdens de vroege Middeleeuwen. Meer dan de helft ervan werd bedekt door het zogenaamde Koningsforeest, dat door de Graaf van Vlaanderen beheerd werd. De grenzen van dit woud komen goed overeen met een strook van humusarme stuifzandgronden. Langs de noordzijde wordt het koningsforest begrensd door de veengronden van het ambacht Hulst. In het begin van de grote Middeleeuwse ontginningen vormden de wastines (de woeste gronden) een groot aaneengesloten delen. Abdijen mogen enkel ontginnen na toestemming van de landsheer, de Graaf van Vlaanderen. In het Waasland zal, hoofdzakelijk in de dertiende eeuw, het Koningsforeest en de aangrenzende wastines vrij systematisch door de abdij van Boudelo in cultuur gebracht worden. Rond 1195 trok de Gentse benedictijn, Balduinus van Bocla of Boudewijn van Boekel, zich terug uit de Gentse Sint-Pietersabdij en verkoos samen met een tiental volgelingen een sober bestaan in een woudgebied te leiden. Hiervoor koos hij het bosrijke gebied tussen Hulst en Sint-Niklaas uit. In een elzenbos, op een landduin, gelegen te Klein-Sinaai, vestigde hij een klooster langsheen de oude Heirweg en nabij de Durme. In 1200 schenkt de Graaf van Vlaanderen, Boudewijn IX van Constantinopel, aan de monniken ongeveer 40 ha akkerland met een bijhorende weide op de plaats Coudenborm, en verder nog een molen, een sluis en een moer. De omwonenden noemden die gronden de ‘Fondatie’ (naar funderen, stichten). Nog datzelfde jaar volgde de Pauselijke goedkeuring van Innocentius III. Reeds korte tijd later werd het klooster als abdij erkend en werden zijn bewoners monniken van de orde van de Heilige Benedictus. In 1215 ging de Boudelo-abdij over naar de orde der Cisterzieën. De monniken leefden aanvankelijk in armoedige omstandigheden. Zij ontgonnen het gebied steeds verder, vennen en poelen werden drooggelegd, bossen gerooid, gronden geïrrigeerd en tot akkerland omgezet. Verder deden ze nog aan visvangst en veeteelt. De monniken verkregen in 1244 het recht om te mogen vissen op de Durme. Ook het aanplanten en kappen van bomen voor eigen winstdoel werd hen toegestaan. In die tijd waren het voornamelijk olmen die werden aangeplant langs de drie invalswegen van en naar de abdij. De monniken waren ook bedreven in de handel, hierdoor vergrootten zijn hun bezittingen en werd de abdij het centrum van de streek en kende ze een grote uitbreiding. Rond 1247 bedroeg de fundatieoppervlakte ongeveer 1000 ha. De zuidelijk grens van hun gebied was de Lede en de Fondatiebeek. Het uitgestrekte Koningsforeest werd vanaf de 13e eeuw geleidelijk ontgonnen. De Fondatie bestaat uit een aaneengesloten oppervlakte van woeste gronden, die hoogst waarschijnlijk werden uitgebaat met landarbeiders van de abdij. De valleigebieden die periodiek overstroomden bleef aanvankelijk onaangeroerd moerasgebied. De grote ontginningsgolf kwam er met de aanleg van turfkanalen voor het transport van veen, dit was in de 13e-14e eeuw. De macht en het aanzien van de abdij groeide over gans Vlaanderen; de abt werd een man van aanzien en in zijn handen moest de nieuwe graaf later getrouwheid aan de Keure van Waes afleggen. De abdij werd ook vele malen verwoest; een keer door blikseminslag maar ook door onverlaten. Ten tijde van Lodewijk van Male kwamen de Witte Kaproenen in opstand en bekoelden zij hun woede op de bevriende abdij van de graaf. Ze bestormden de abdij en roofden alles mee dat enigszins waarde had (1381). In 1383 vond een tweede verwoesting plaats zodat grote delen van de abdij opnieuw moesten opgericht worden. In 1452 kwamen de Gentenaars opnieuw in opstand, dit keer tegen Filips de Goede; ze staken de abdij, met uitzondering van de kerk, volledig in brand. Telkens na een verwoesting werd de abdij terug opgebouwd. Op 8 augustus 1578 werd de abdij opnieuw vernield, dit keer door de Gentse calvinisten (de Beeldenstorm). De monniken trokken zich terug in hun refugehuis in Gent. Na de opheffing van de Gentse Baudeloabdij in de Franse Tijd, werden haar gebouwen omgevormd tot een bibliotheek. Na de verwoesting van 1578 bleven de fondatiegronden in de handen van de monniken en werden ze verpacht aan de omwonende boeren. De gronden stonden onder het beheer van de kastelein van de Boudelohoeve; deze hoeve was met de restanten van de abdij opgetrokken. De gronden waren in de Fondatiewijk vooral meersen met vrij beweidbare dreven, in de Polderwijck vooral ettingen (begraasd weiland). Het geringe bos werd uitgebaat als hakhout. Onder de Franse Revolutie werden de kloostergronden rond 1795 verkocht als “zwart goed” en werden ze zo privé-bezit. Plaatselijk waren er griendculturen aangelegd waarbij de wijmen gebruikt werden voor mandenvlechterij. In 1992 wordt de Heirnisse door de familie Pas aan de Vlaamse Gemeenschap verkocht, de Fondatie kreeg meerdere eigenaars. Tijdens de tweede helft van de 19e eeuw werden de ontveende hooilanden van Heirnisse en Fondatie bebost, waarbij greppels gegraven werden met ernaast opgehoogde stroken of rabatten. Op de rabatten werden inheemse loofbossen aangeplant die later soms omgevormd werden naar populieren- en naaldhoutbestanden. De populier werd aangeplant in de perceelsranden, het hout ervan werd in de klompenmakerij aangewend. Het Waasland was toen het klompenmakerscentrum. In 1860 werd bij K.B. de watering opgericht op de valleien van de Zuidlede, de Moervaart en de Stekense Vaart. In juli 1928 werd de Groote Watering van Sinay opgericht. Tot 1930 kwam het gebied langs het kanaal van Stekene bijna jaarlijks tijdens de winter geheel onder water te staan. In 1930 werd de omgeving geteisterd door een grote overstroming met dijkbreuken. Een jaar later werd een electrisch pompstation gebouwd dat in 1975 vernieuwd werd. Het beheer van de waterhuishouding wordt geleid door de Polder Sinaai-Daknam ten behoeve van de landbouw en de paritculiere eigenaars. Het resterende hooiland werd door bemaling zodoende omgezet in weilanden en akkers. Dit maakte het ook mogelijk dat vooral in de jaren zeventig en tachtig verschillende illegale weekendverblijven werden opgericht in het Fondatiegebied. Het huidige landschap is een vlak, vrij gesloten gebied met bos, grasland, akkers en enkele weekendverblijven. Typerend voor het gebied zijn de lange, rechte, onverharde dreven, die door de aanplant van bomen erlangs landschapsbepalende elementen vormen. De grote stucturen als wegen-, percelerings- en hydrografische patronen zijn nog duidelijk herkenbaar. De historische, uiterst rationele ontginning van het noordelijk uitgestrekt, aaneengesloten meersengebied resulteerde in een realtief grootschalig dambordpatroon en kaarsrechte dreven. Het gebied bevat in mozaïekstructuur afwisselend bos (zowel populierenbos, wilgenbroekbos, geëxploiteerde wijmenaanplantingen, naaldbos, loofbos, hakhoutbos), rietveldstroken, struweln, weilanden en akkers doorsneden door kaarsrechte dreven. Het uitzicht in het gebied is door bosuitbreiding en weekendverblijven wel meer gesloten geworden. De ‘Kruiskapel’ of ‘Kapel der Miraculeuze kruisen’ werd in 1626 gebouwd op de plaats waar in 1317 twee kruisen gevonden werden waaraan bovenmenselijke krachten toegeschreven werden. De bedevaartskapel is midden de velden gelegen en wordt door rode beuken omringd. Op het voorplein staat een waterput en een zandsteen kruis. Op de weg van de kerk tot aan de kapel zijn veertien kruiswegkapelletjes geplaatst, deze zijn in zandsteenbouw op een arduien sokkelgeplaatst en dateren van 1877.

Landschapswaarden

Wetenschappelijke waarde

Dit gebied is in de Moervaartdepressie gelegen.In het laatglaciaal lag hier een erg groot meer.De moeraskalk (gyttja) is daar een restant van. Op de moeraskalk ligt een laag gliede (zeepklei).

Historische waarde

Koudenborm was in de 12e- 13e eeuw een gecultiveerde leefgemeenschap. Vanaf 1197 tot 1578 was de Boudelo-abdij aanwezig. In 1660 werd de Boudeloohoeve opgericht, een pachthoeve uit materiaal van de oude abdij. De Heirnisse werd in de middeleeuwen ontgonnen door de abdij van Boudeloo.Tijdens de tweede helft van de 19e eeuw werden de ontveende hooilanden van Heirnisse en Fondatie bebost, waarbij greppels gegraven werden met ernaast opgehoogde stroken of rabatten. Ook enkele griendenculturen werden aangelegd.

Esthetische waarde

In het gebied ligt de ruïne van een 17de eeuwse hofstede van de Boudeloo-abdij. Het huidige landschap is een vlak, vrij gesloten gebied met bos, grasland, akkers en enkele weekendverblijven. Typerend voor het gebied zijn de lange, rechte, onverharde dreven, die door de aanplant van bomen erlangs landschapsbepalende elementen vormen. De grote stucturen als wegen-, percelerings- en hydrografische patronen zijn nog duidelijk herkenbaar. De historische, uiterst rationele ontginning van het noordelijk uitgestrekt, aaneengesloten meersengebied resulteerde in een relatief grootschalig dambordpatroon en kaarsrechte dreven. Het gebied bevat in mozaïekstructuur afwisselend bos (zowel populierenbos, wilgenbroekbos, geëxploiteerde wijmenaanplantingen, naaldbos, loofbos, hakhoutbos), rietveldstroken, struwelen, weilanden en akkers doorsneden door kaarsrechte dreven. Het uitzicht in het gebied is door bosuitbreiding en weekendverblijven wel meer gesloten geworden.

Sociaal-culturele waarde

De ‘Kruiskapel’ of ‘Kapel der Miraculeuze kruisen’ werd in 1626 gebouwd op de plaats waar in 1317 twee kruisen gevonden werden waaraan bovenmenselijke krachten toegeschreven werden. De bedevaartskapel is midden de velden gelegen en wordt door rode beuken omringd. Op het voorplein staat een waterput en een zandsteen kruis. Op de weg van de kerk tot aan de kapel zijn veertien kruiswegkapelletjes geplaatst, ze dateren van 1877.

Ruimtelijk-structurerende waarde

Bij de ontginning van de oorspronkelijke wastine zijn lange, recht dreven aangelegd. De ontginning gebeurde systematisch. Het is nu een vrij gesloten gebied met een mozaïek aan bostypes. De meersen zijn in akkers en weiden omgezet.

Landschapselementen en opbouwende onderdelen

Geomorfologie/hydrografie

Microreliëf:
  • microreliëf
Hydrografische Elementen:
  • waterloop
  • beek
  • vallei
Moerassige gronden:
  • rietland

Geologie:

moeraskalk

Elementen van bouwkundig erfgoed, nederzettingen en archeologie

Kastelen, landgoederen en aanhorigheden:
  • waterput

waterput bij Kruiskapel

Militair erfgoed:
  • verdedingingslinie

enkel een pad; ten oosten van de Kruiskapel ook een dijk. Linie dateert van 1702 (successieoorlog).

Kerkelijk erfgoed:
  • kapel

Kruiskapel en 14 kruiswegkapelletjes

Klein historisch erfgoed:
  • kruis
  • eendenkooi

voor de Kruiskapel staat een kruis, resten van eendenkooi

Elementen van transport en infrastructuur

Wegenis:
  • weg
  • pad
Waterbouwkundige infrastructuur:
  • kanaal
  • dijk
  • brug
  • pompgemaal
  • grachtenstelsel

Koebrug (in1948 herbouwd na vernieling tijdens WOII)

Elementen en patronen van landgebruik

Puntvormige elementen:
  • bomengroep
  • solitaire boom
Lijnvormige elementen:
  • dreef
  • bomenrij
  • knotbomenrij
  • perceelsrandbegroeiing
Kunstmatige waters:
  • turfput
  • vijver
Topografie:
  • blokvormig
  • onregelmatig
  • historisch stabiel

aan Kruiskapel: onregelmatige percelering/ Enkel Vettemeers en Heernisse historisch stabiel

Typische landbouwteelten:
  • hoogstam

wijmen, populier

Bos:
  • naald
  • loof
  • broek
  • hakhout
  • middelhout
  • hooghout
  • struweel
Bijzondere waterhuishouding:
  • ontwatering

Opmerkingen en knelpunten

De kunstmatige beheersing van het grondwaterpeil heeft een belangrijke verdroging van de lager gelegen gebieden teweeg gebracht. Deze verdroging was gunstig voor een intensiever landbouwgebruik gezien de fyschische barrière van wateroverlast werd opgeheven . Een groot deel van het extensief gebruik als aaneengesloten hooilandcoplex ging verloren, deze gebieden werden in akkers en weiden omgezet. Hiermee gaat ook een hogere bemestingsdruk gepaard. De verdroging bedreigt ook enkele abiotische elementen; de moeraskalk ontbindt en het veen mineraliseert als het milieu te droog wordt. Deze twee processen zijn onomkeerbaar. Midden in het gebied ligt de Fondatie; dit is nu een bioindustrieel bedrijf. Er bevinden zich weekendhuisjes in het gebied. Rond de Kruiskapel bevindt zich in een ruilverkaveling.