Het Vinne

Ankerplaats ID:A20060

Omschrijving

Het Vinne bevindt zich op het grondgebied van de fusiegemeente Zoutleeuw, ten zuiden van het gehucht Ossenweg, nog net binnen de provincie Vlaams-Brabant. Ten oosten ervan ligt het Limburgse Duras. Op de Ferrariskaart (1771-1775) werd het gebied - toen nog een groot meer - nog van noord naar zuid doorsneden door de grens tussen het hertogdom Brabant en het Prinsbisdom Luik. Deze grens komt nog voor op de kaart van Ph. Vander Maelen (1840-1850) als scheiding tussen Brabant en Limburg. Sindsdien ligt de grens iets meer naar het oosten. Het is een natuurlijke depressie, nagenoeg volledig omsloten door hellingen. Slechts op één plaats in het westen is de helling doorbroken en staat de Vinnedepressie via een smalle uitlaat in verbinding met de Getevallei. De grootste doormeter bedraagt 1600m, de kleinste 900m. Het is een zeer vlak domein, ongeveer 120 ha groot en momenteel is het een provinciaal domein. Een groot deel is beplant met populieren. Vermits het niveau van het Vinne ongeveer 2 meter lager ligt dan de Gete, moet het gebied voortdurend bemaald worden om het verhinderen dat het meteen een groot meer zou vormen. Immers tot men in 1841 met pompen begon, was het Vinnewater het enige natuurlijke meer in Vlaanderen. Rond dit meer lag een gordel van moerassige weiden. De vorming van de depressie moet gesitueerd worden op het einde van de laatste ijstijd en kan als volg gereconstrueerd worden: aanvankelijk bestond op de plaats van de huidige uitlaat van het Vinne naar de (Kleine) Gete een zijdalletje van deze laatste. In dit zijdalletje stroomden de voorlopers van de huidige Vinnebeek en de Sint-Odulphusbeek. De Getevallei lag toen lager dan heden, de erosie van het Landeniaanzand schreed voort en langzamerhand werd de depressie gevormd. Nadien deed zich een ophoging voor van de valleien van midden België met een dikke veenlaag. Hierdoor werd ook de uitstroming van de depressie stilaan verhinderd. Bij vloedregime kon het water van de Kleine Gete nu de depressie instromen. Op die manier ontstonden waaiervormige ophogingen, zoals ondermeer op de plaats waar de Vinnehoeve gebouwd werd. De drooglegging begon in 1841 met het graven van een ringgracht. De Vinnebeek, afkomstig van Duras werd aldus met een noordelijke boog omheen het gebied naar het pompgemaal bij de Vinnehoeve geleid, de St.-Odulphusbeek met een zuidelijke omleiding. Dit pompgemaal werd aangedreven door een stoommachine zoals de vermelding Pompe à Feu op de kaart van Vander Maelen duidelijk laat verstaan. In 1845 zouden de eerste drooggevallen gronden in kultuur genomen zijn. Bij Vander Maelen is in het drooggelegde gebied - Etang de Léau (desseché) - nog maar één sloot weergegeven, die naar het pompgemaal loopt. De kaart van Dépot de la Guerre (opmetingen van 1871, gepubliceerd in 1877) toont reeds het huidige slotenpatroon met loodrecht op elkaar gegraven sloten. De vroegere meerbodem is bijna volledig grasland geworden, de randgebieden zijn al in akkers omgezet. In 1930 wordt de Union Allumetière, een gekende producent van lucifers, eigenaar van het Vinne. Meteen worden massaal populieren aangeplant. In de randgebieden vonden we meer variatie, vooral door de omschakeling van akkerbouw naar grasland en boomgaarden. Vanaf het midden van de 20ste eeuw is de vroegere meerbodem volledig beplant en treedt in de randzone meer verruiging op van in onbruik geraakt akkerlanden. Al deze omstandigheden en de grote variatie die tot stand komt door geringe reliëfverschillen en de variatie in bodemsamenstelling en waterhuishouding leveren een bijzonder rijke fauna en flora op. De noordelijke helft van het vroegere meer is reeds langer beplant met populieren, soms samen met zwarte of grauwe els. Op de luchtfoto is het verschil tussen de noordelijke en zuidelijke aanplantingen opvallend: in het noorden is de ontwikkeling naar bosstruktuur al veel duidelijker op gang gekomen. De noordelijke aanplantingen lijken op basis van de flora op een iets schralere bodem te staan dan de zuidelijke. In een uitstulping van het vroegere meer bevindt zich een laaggelegen gebiedje dat onder sterke kwelinvloed staat.

Landschapswaarden

Wetenschappelijke waarde

Spontaan heeft zich een rijke flora en fauna ontwikkeld sinds het droogpompen.

Historische waarde

Destijds was het nog het enige natuurlijke meer in Vlaanderen. De drooglegging en het ontginningspatroon leidde tot een voor centraal België uniek landschap.

Esthetische waarde

Het is een natuurlijke depressie, nagenoeg volledig omsloten door hellingen.

Ruimtelijk-structurerende waarde

Natuurlijke depressie.

Landschapselementen en opbouwende onderdelen

Geomorfologie/hydrografie

Microreliëf:
  • microreliëf
Hydrografische Elementen:
  • waterloop
  • beek
Moerassige gronden:
  • moeras

Elementen van bouwkundig erfgoed, nederzettingen en archeologie

Landbouwkundig erfgoed:
  • hoeve
  • schuur
  • stal

Elementen van transport en infrastructuur

Wegenis:
  • weg
  • pad
Waterbouwkundige infrastructuur:
  • pompgemaal
  • grachtenstelsel

Elementen en patronen van landgebruik

Puntvormige elementen:
  • bomengroep
Lijnvormige elementen:
  • bomenrij
Typische landbouwteelten:
  • hoogstam
Bos:
  • loof
  • broek
  • struweel
Bijzondere waterhuishouding:
  • droogmakerij
  • ontwatering

Opmerkingen en knelpunten

Grenst in het westen aan de afbakening van de ankerplaats met de valleien van de Grote en de kleine Gete en in het oosten aan de Limburgse ankerplaats Duras waarin ook het gehucht Ossenweg opgenomen werd. In het westen ligt nabij het pompstation het Hof Vinne. Veel zal afhangen van de toekomstige regeling van het waterregime. Sinds 1974 is de provincie Brabant eigenaar van het Vinne, nu 120 ha groot. Op de gewestplannen kreeg het Vinne de bestemming natuurgebied. Inzake beheersplannen kan er enerzijds rekening gehouden worden met de natuurwaarden die zich in het gebied ontwikkelden, anderzijds is er de verzuchting om het meer in zijn oorspronkelijke toestand te herstellen. Een natuurinrichtingsproject wordt momenteel uitgewerkt.