Barbierbeekvallei en Bolakkergebied

Ankerplaats ID:A40023

Landschap

Omschrijving

Het gaafste gebied met nog bolle akkers bevindt zich ten zuiden van de Barbierbeek. Deze ankerplaats ligt ten westen van de polder van Kruibeke-Bazel-Rupelmonde. De cuesta van de klei van Boom vormt een belangrijk interfluvium tussen de Demer-Dijle-Rupelas en de depressie van de Kleine Nete. Ze vertrekt vanaf de steilrand van Waasmunster- Stekene en loopt oostwaarts door tot voorbij Herselt waar ze, in de streek van Averbode aansluit bij een reeks interfluvia tussen de noordelijke bijrivieren van de Demer. Langsheen het cuestafront, dat zuidwaarts gericht staat, wisselt de hoogte tussen 25 en 50 meter. Deze cuesta is, behalve door de Vlaamse Vallei, ook nog doorsneden door twee andere belangrijke doorbraakdamen, zodat men drie subcuesta’s kan onderscheiden: deze van het Land van Waas, gelegen ten westen van het doorbraakdal; deze van het Land van Boom, gelegen tussen dit laatste doorbraakdal en dat van Lier; en verder oostwaarts de subcuesta van Heist-op-den-Berg. Bij elk van deze subcuesta’s loopt de morfologische rug vrij ver naar het noorden door maar valt niet volledig samen met een structureel oppervlak. De Klei van Boom dagzoomt immers alleen in een zuidelijke randstrook. Meer noordwaarts is het topvlak bedekt door zanden van het Antwerpiaan, het Diestiaan en van het Scaldisiaan. Het Rupeliaan is de belangrijkste afzetting van het Land van Waas (Boomse klei). Het Rupeliaan wordt gekenmerkt door een zandig faciës en een jonger niveau dat een kleiig faciës heeft. Wegens de monoklinale bouw en de zachte noord(noordoost)- gerichte helling van de Rupeliaanse kleilagen ontstond te Waasmunster het asymmetrisch cuestareliëf van het Land van Waas. In het zuiden vormt het cuestafront van de Klei van Boom de grens tussen het Land van Waas en de laaggelegen subsequente Durme- vallei aan de voet ervan. Op deze cuestarug komen ook dekzanden voor die zuidwaarts lemiger worden die langs de top een grindlaag bedekken. Die wordt beschouwd als een rest van het 30 meter dikke terrasniveau in het Scheldegebied. Aan de voet van de steilrand tussen Waasmunster en Stekene, liggen er dekzandruggen en continentale duinen die tot bovenop de cuestarug doordringen. Naar het noorden toe verdwijnt deze cuestarug onder de Duinkerkiaanafzettingen van de Scheldepolders. Op de rug van de subcuesta van het Land van Waas komt een groot aantal “bolle akkers” voor. Dit zijn percelen waarvan het centrum hoger ligt dan de randen. Het hoogteverschil kan enkele meters bedragen. Dit specifiek microreliëf wordt hoofdzakelijk aan antropogene werking toegeschreven. De oorzaak van het hoogteverschil van de bolle akkers werd door Lindemans verklaard door de manier waarop de aarde werd bewerkt, aanvankelijk met een spade, later met een ploeg. Vanuit het centrum van de akker telkens naar binnen gekeerd in de richtingen van dit centrum. Door herhaling van deze methode zou het centrum van de akkers toenemen in hoogte. Snacken wees er echter op dat ook elders in Vlaanderen deze methode in gebruik was en bovendien deze ophoging op die manier niet meer dan 50 cm bedroeg. Aan de hand van een studie in van een doorsnede in een kleigroeve kwam Snacken tot een ander besluit omtrent de genese van de bolle akkers. Aan de doorsnede was te zien dat er in tegenstelling tot de normale “ondiepe” (1 à 1,5m) grachten, ook zeer diepe (2,5 à 3,5m) grachten waren gegraven door de landbouwers uit die tijd. De aarde die zij uit de diepe grachten haalden, werd bovenop de akker uitgespreid, waardoor deze steeds hoger werd. Deze werkzaamheden gebeurden vermoedelijk eenmalig. Verklaringen voor deze intensieve arbeid zijn het overtollige water dat zo efficiënter van de akkers kon afvloeien en de grondverbetering. De grond die uit de grachten geheeld werd was lemiger dan de toplaag en bovendien ook kalkrijk. Het verspreiden van dergelijke grond op de akkers in combinatie met het toedienen van organische meststoffen, verbeterde de kwaliteit van de bodem aanzienlijk. Deze landbouwtechniek begon vermoedelijk in de 15e eeuw. Dit kon men afleiden uit archeologische vondsten en pollenanalyse. De houtkanten, waar de Zwarte els domineerde, werden vanaf 1800 vervangen door opgaande bomen (voornamelijk canadapopulier). De laatste tijd worden steeds meer bomen omgehakt zodat het landschap een meer open karakter krijgt. Het “Waaslandse bos”, dat door de bomenrijen veroorzaakt werd, verdwijnt stilaan. Begin de jaren ‘60 typeert Snacken het Land van Waas als een landschap met filtrerende doorzichtigheid. In vele delen van het gebied zijn de perceelsrandbegroeiingen, die de basis vormden van het kenmerk van het Land van Waas stilaan aan het verdwijnen. Binnen de afbakening van de ankerplaats wordt deze evolutie ook vastgesteld, doch in mindere mate. De Barbierbeek is een sterk meanderende beek, dit relatief zeldzaam in Vlaanderen aangezien de meeste beken zijn rechtgetrokken. Hier en daar worden op de Barbierbeek natuurlijk afgesneden meanders aangetroffen. Op sommige plaatsen oefent de Barbierbeek een sterke erosie uit op de oevers in de buitenbochten. De oorzaak hiervan is grote toename van het af te voeren water dat in korte tijd doorheen de beek moet getransporteerd worden. De grote waterhoeveelheden zijn afkomstig van de E17 en van de toegenomen verharde oppervlakte. De beek zoekt een nieuw evenwicht zodat de meanders sneller evolueren met oeveropbouw aan de binnenzijde en oeverafbraak aan de buitenzijden van de meanders. Het Geelhof is op het einde van een vrij lange dreef gelegen. Op een zolderbalk staat het jaar 1641 vermeld. Achter het erf met recente stallingen ligt nog een omwalde motte, thans boomgaard, die naar verluidt een overblijfsel van het middeleeuws kasteel van de heerlijkheid Gheelhauts is. Het Hof ter Elst is een omwalde hoeve op de plaats van een ridderlijk kasteel dat reeds in 1320 gekend was. Zijn naam ontleent het aan de begroeiïng van de plaats nl. elzenkreupelhout. Oorspronkelijk was het een bijna cirkelvormig perceel, dat volledig omgeven was door een brede wal, en toegankelijk langs een bakstenen poortgebouw dat door de aanleg van de E3 autosnelweg grotendeels gehavend werd. De plaats van de hoeves is een indicatie voor de begrenzing van de historische overstromingszone: bij de oprichting ervan trad de Barbierbeek normaal niet buiten haar oevers. Op historische kaarten wordt ter hoogte van de Pismolenstraat de Pismolen getekend. De vorm van het spaarbekken wordt nog op de huidige kadasterkaart teruggevonden. Het spaarbekken is ondertussen volledig toegeslibd.

Landschapswaarden

Wetenschappelijke waarde

De fossiele loop van de Barbierbeek is tijdens het Laatglaciaal ontstaan. De huidige beek is ontstaan in het Atlanticum door stijging van het grondwaterpeil. De valleiwand van de nog sterk meanderende beek is zachthellend. De valleibodem bestaat zowel alluviale als colluviale afzettingen. Er werd een sijpelbronzone aangetoond binnen de vallei, dit is uitzonderlijk op deze plaats in het Waasland. Er is een duidelijke overgang naar het bolleakkergebied. De bolle akkers situeren zich op zandgronden.

Historische waarde

De meandering van de Barbierbeek is duidelijk herkenbaar op de kaart van Ferraris, de omliggende percelen zijn als akkerland aangeduid. De percelering is tenminste laat-middeleeuws. Langs de beek komen enkele hoevecomplexen voor die op oude ontginningskernen teruggaan. De bolleakkertopografie is hier best bewaard gebleven. Het landschap is gaaf gebleven in vergelijking met Ferraris, de wegenstructuur is nog herkenbaar.

Esthetische waarde

De beek heeft een meanderende loop, vooral ten zuiden van de E17. De percelering is klein en blokkig. De bolle akkers met resten van perceelsranden vormen een filterend landschap.

Ruimtelijk-structurerende waarde

De Barbierbeek meandert sterk, haar ligging wordt door de beekbegeleidende vegetatie versterkt. De ‘bolle akkers’ zijn rond de beek goed bewaard. Dit zijn percelen waarvan het centrum hoger ligt dan de randen. Het hoogteverschil kan enkele meters bedragen. De perceelsrandbegroeiing zorgt voor een filterend landschap.

Landschapselementen en opbouwende onderdelen

Geomorfologie/hydrografie

Microreliëf:
  • microreliëf
  • talud
Macroreliëf:
  • macroreliëf
Hydrografische Elementen:
  • waterloop
  • beek
  • vallei
  • meander

Geologie:

cuesta van het Waasland

Elementen van bouwkundig erfgoed, nederzettingen en archeologie

Landbouwkundig erfgoed:
  • hoeve
  • schuur

Hof ter Elst, Geelhof

Archeologische elementen:

boomgaard bij Geelhof)

Elementen van transport en infrastructuur

Wegenis:
  • weg
  • pad

Elementen en patronen van landgebruik

Puntvormige elementen:
  • bomengroep
  • solitaire boom
Lijnvormige elementen:
  • dreef
  • bomenrij
  • hagen
  • perceelsrandbegroeiing
Kunstmatige waters:
  • poel
Topografie:
  • blokvormig
  • onregelmatig
  • historisch stabiel
  • bolle akkers

Opmerkingen en knelpunten

Op sommige plaatsen oefent de Barbierbeek een sterke erosie uit op de oevers in de buitenbochten. De oorzaak hiervan is grote toename van het af te voeren water dat in korte tijd doorheen de beek moet getransporteerd worden. De grote waterhoeveelheden zijn afkomstig van de E17 en van de toegenomen verharde oppervlakte. De beek zoekt een nieuw evenwicht zodat de meanders sneller evolueren met oeveropbouw aan de binnenzijde en oeverafbraak aan de buitenzijden van de meanders. In vele delen van het Land van Waas zijn de perceelsrandbegroeiingen, die de basis vormden van het kenmerk van het Land van Waas stilaan aan het verdwijnen. Binnen de afbakening van de ankerplaats wordt deze evolutie ook vastgesteld, doch in mindere mate. De laatste jaren zijn de akkers nog steels bol, maar de terrasvormige verlaging van de perceelsranden komt niet meer voor. Ook de grasstrook tussen het perceel en de gracht is verwenen. De akkers sluiten zo dicht mogelijk aan bij de grachten.