Torfbroek

Ankerplaats ID:A20053

Omschrijving

Het Torfbroek is gelegen ten zuiden van Kampenhout en de steenweg Brussel-Haacht, nabij het gehucht Berg. De voornaamste drager van ethetische waarde is de grote centrale vijver, omringd door struwelen en bossen, die deze ruimte afschermen van de omringende bebouwing. De open landbouwgronden ten zuiden van het Torfbroek, inclusief het Oudenhuisveld, zijn eveneens van belang, niet alleen om hydrologische redenen, want dit is de enige zijde waar de oorspronkelijke landelijke omkadering van het Torfbroekmoeras bewaard bleef. Het is ook langs de zuidzijde dat zich de aantrekkelijkste externe waarnemingspunten van het Torfbroek bevinden. Het Torfbroek-reservaat is gesitueerd tussen de hoogtelijnen 14 en 15 m, op een relatief dunne laag oud alluvium, waarin ook ontsluitingen van of bijmengingen met kalkrijk Brusseliaan zand voorkomen. Oud alluvium vertoont in tegenstelling tot recent alluvium een profielontwikkeling, in dit geval een zwartachtige humushorizont. Dit alluvium maakt deel uit van een oost-west gerichte depressie, een fossiele riviervallei, waarvan het westelijke gedeelte momenteel via een aantal secundaire beken naar het bekken van de Zenne afwatert en het oostelijke gedeelte naar de Dijle. Het Torfbroek behoort tot het oostelijke gedeelte. Het verloop en de structuur van deze vallei zijn duidelijk zichtbaar op de oude geologische kaart. Men veronderstelt dat het gaat om een oude loop van de Dijle, die ten noorden van Vilvoorde in de Zenne uitmondde en die in het verlengde lag van de oude vallei van de Zwarte Beek of oer-Demer. Sinds de verkaveling van het Duistboscomplex (Perk, Steenokkerzeel, Berg) op het einde van de jaren 60 is het Torfbroek, samen met het aangrenzende domein Ter Bronnen één van de weinige gedeelten van deze vallei waar nog belangrijke oppervlakten natuur- en bosgebied bewaard bleven. Westwaarts vinden we alleen nog het Hellebos (Berg) en het Floordambos (Melsbroek); oostwaarts, op de grens van Nederokkerzeel en Erps-Kwerps, het Silsombos. Tussen de flora van het Torfbroek en deze van bovengenoemde bossen is er een zekere gelijkenis. Telkens vindt men er vegetaties die kenmerkend zijn voor voedselarme, kalkrijke, basische laagveenmoerassen. Deze situatie is uitzonderlijk voor België, vooral ten noorden van de Maas. Het grootste gedeelte van het Torfbroek wordt op de bodemkaart als ‘vergraven terrein’ aangeduid. Dit verwijst niet zozeer naar de historische turfwinning die er eeuwenlang een belangrijke gebruiksvorm was, dan wel naar de werken die tussen 1930 en 1960 werden uitgevoerd met het oog op de aanleg van een uitgestrekt recreatief en residentieel complex. Toen de bodemkarteerders op het einde van de jaren 50 het gebied bezochten, waren deze vergravingen nog zeer duidelijk zichtbaar. Voor de randzone van het ‘vergraven’ Torfbroek worden natte, oud-alluviale, humusrijke leembodems aangeduid. De waterhuishouding van het Torfbroek wordt gekenmerkt door aanzienlijke verticale waterbewegingen (kwel). Niet overal in het reservaat is deze kwel even sterk; op sommige plaatsen is hij zelfs afwezig. Doordat de ondergrond rijk is aan kalk en ijzer, is ook het kwelwater rijk aan deze stoffen. Deze kwel wordt uitsluitend gevoed vanuit de zuidelijke leem- en zandleemplateaus Waar en in welke mate grondwater in de buurt van het maaiveld komt wordt bepaald door het microreliëf en door de porositeit en waterberging van de opeenvolgende bodemlagen. Het water is door toedoen van het aanwezige ijzer bovendien arm aan fosfaat, waardoor gespecialiseerde plantensoorten goed kunnen gedijen. De zandleemkouters ten zuiden van het reservaat (Oudenhuisveld, Molenveld etc.) spelen dus een essentiële rol in de waterhuishouding en de waterkwaliteit in het reservaat. Blijkens de bodemkaart bestaat dit koutercomplex vooral uit ‘uitgescheisde’ gronden, zandleembodems waarvan de steenhoudende ondergrond werd uitgebaat. Het zandleem, gemiddeld 40 cm dik, werd na de uitgraving vermengd met zand en kalksteenbrokken teruggelegd. De zogenaamde Diegemse steen, kalkhoudend Lediaan, gebruikt als bouwmateriaal, als wegplaveisel en als grondstof bij kalkbereiding, werd tijdens het ancien régime zelfs voor een niet onbelangrijk gedeelte via het kanaal Brussel-Willebroek naar Holland uitgevoerd. Het Torfbroek-reservaat sensu stricto, dit is de westelijke helft van het historische Torfbroek op het grondgebied van de vroegere gemeente Berg. Het oostelijke gedeelte, in Nederokkerzeel en Kampenhout, werd grotendeels verkaveld en wordt nu meestal aangeduid als ‘Ter Bronnen’ naar de oorspronkelijke naam van de verkaveling: ‘Les Eaux Vives. Enkele maanden voor de wettelijke bescherming als landschap van het Torfbroek, op 10 november 1995, werd een veel kleiner gebied beschermd onder de naam ‘Ter Bronnen’. Nauwelijks 5,5 hectare groot, gaat het om weinig meer dan een vijver met zijn oeverzones. Op deze beperkte oppervlakte, tussen de villa’s, vinden we als het ware een botanisch résumé van het Torfbroek-reservaat. De onvergelijkelijke rijkdom aan soorten en levensgemeenschappen die momenteel in het gebied wordt waargenomen is verrassend als men de voorgeschiedenis van het gebied beschouwt. De naam Torfbroek verwijst vermoedelijk naar de historische turfwinning in het gebied. Rond 1200 was het een vrijgoed van de hertogen van Brabant. In 1248 schonk Hendrik III het vruchtgebruik van het ‘Laar’ - zoals het toen nog heette aan de bewoners van Berg en Nederokkerzeel. Ze mochten er in ruil voor militaire hulp en een jaarlijkse vergoeding in geld en natura turf steken, hun vee weiden, riet snijden, vissen, hout hakken voor huisbrand. Alleen het jachtrecht bleef aan de hertog voorbehouden. Op de kaart van Ferraris zijn drie putten of vijvers te zien, elk circa 120 m lang en 25 m breed, te midden van een grotendeels bebost gebied met enkele ontsluitingswegen met onregelmatig verloop. De naam ‘Dorfbroeck Bosch’ dekt op deze kaart de smalle maar ononde-broken, kronkelige, beboste strook die samenvalt met de fossiele valleibodem, een uitloper van de grote boscomplexen tussen Buken, Veltem-Beisem, Erps-Kwerps en Nederokkerzeel. Op de primitieve kadasterkaart ( ca.1826-1830) verschijnt het gebied met een strakke, rechtlijnige structuur: een kruisvormig drevenpatroon met perifere dreven in het gedeelte Berg, een loodrechte dreef die de valleibodem volgt in het gedeelte Nederokkerzeel. De drie vijvers hebben de metamorfose overleefd en iets meer naar het noorden is er bovendien nog een vierde, trapeziumvormige vijver verschenen. Dit patroon vinden we terug op alle 19de-eeuwse kaarten (Van der Maelen, Popp, Dépôt de la Guerre, kadaster) en zal op enkele details na ongewijzigd blijven tot in de jaren 30 van de 20ste eeuw. Dit geldt ook voor het bodemgebruik. Van turfwinning wordt geen gewag meer gemaakt. Het merendeel van de percelen wordt aangeduid als ‘hakhout’. In welke mate de teloorgang van de vlasteelt in de regio rond 1880 het onderhoud van de grachten en vijvers beïnvloedde valt moeilijk uit te maken. De nutswaarde voor de lokale gemeenschap was in 1896 blijkbaar zo gering geworden dat een poging van de gemeente Schaarbeek om een deel van het Torfbroek aan te kopen om er een stort aan te leggen slechts op de valreep kon worden verijdeld. Op 1 september 1928 besliste de gemeenteraad van Berg eenparig het Torfbroek te verkopen voor 200.000 fr, 6000 fr per hectare aan de naamloze venootschap ‘Compagnie immobilière de Campenhout et extensions’, voor sommige percelen, in combinatie met twee andere venootschappen (‘Moniat’, ‘Pêcheries des Eaux-Vives’). De transformatie van het Torfbroek en het voormalige gemeentebos van Nederokkerzeel zou slechts langzaam op gang komen. Op de kadasterkaart van 1935 en op de stafkaart van 1936 is het gebied nog vrijwel ongeschonden en praktisch gelijk aan de toestand op de Ferrariskaart. De enkele gebouwen die in deze beginperiode worden opgericht kaderen echter in een ruim opzet. Het is belangrijk aandacht te schenken aan dit project, dat toelaat de huidige situatie te begrijpen, hoewel het bebouwde deel grotendeels buiten de omschrijving van deze ankerplaats ligt. Twee documenten werpen een licht op het merkwaardig stedebouwkundig project; eerst en vooral een verkavelingsplan, getiteld ‘Les Eaux Vives’, waarop de genummerde kavels, hun diverse bestemmingen en de verschillende types van huizen staan aangeduid: ‘cottages normands ou anglais’, ‘hôtels de style classique français’, ‘villas modernes’, ‘bungalows’ met en zonder etage. In het oostelijk gedeelte van het domein worden een dertigtal kleine percelen bestemd voor ‘maisons de commerce’ en zelfs een ‘garage public’. Op het gedeelte Berg zullen twee vijvers worden gegraven: een grote bestemd voor ‘canotage’, met een eilandje en een oostelijke appendix voor ‘natation’. Het zuidoostelijke gedeelte van het huidige natuurreservaat wordt in beslag genomen door een uitgestrekt ‘solarium’ (circa 2 ha), dat aansluit bij een hotel met garage en bij een ruimte voorbestemd voor ‘jeux’ (1,5 ha) dat vijf tennisvelden omvat. Ten westen van de grote vijver zal een tweede vijver worden gegraven, waarvan de oppervlakte (1,5 ha) slechts een derde bedraagt van die van de grote vijver en die bestemd is voor ‘pêcherie’. Tussen de twee vijvers wordt een 300 m lange strook gereser-veerd als parkeergelegenheid voor 400 auto’s, die op één punt ontsloten wordt via een van de grote assen die op de huidige kadasterkaart (nog steeds) als ‘Visserijlaan’ staat aangeduid. Aan het noordelijke uiteinde van de visvijver wordt een ‘café’ voorzien. Op het gedeelte Nederokkerzeel wordt een derde vijver (eveneens 1,5 hectare) gegraven, andermaal bestemd voor bootje-varen, ook met een zwemzone en, aan de zuidelijke oever, een ‘plage’ met een octogonale, vermo-delijk gloriëtte-achtige ‘tearoom’. Over de ontwerper van het plan is niets bekend. Een sterk vermoeden wijst in de richting van een zekere Auguste Delvaux, die als ‘architecte-paysagiste’ in een gezelschap van wisselagenten en bankiers enigszins in het oog springt als lid van de beheerraad. Het is in die periode dat ook de wettelijke bescherming van het Torfbroek voor het eerst ter sprake komt. Het oudste stuk in het dossier van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen dateert van 26 juni 1932. Na de eerste vijver, die op het grondgebied Nederokkerzeel werd uitgegraven, volgens het hierboven beschreven plan en in de vorm waaronder hij nu nog steeds herkenbaar is, volgden op het grondgebied Berg de twee andere geplande vijvers. Met deze laaste uitgraving verdween het grootste gedeelte van het gebied onder een laag leem of humeuze leem, maar de vorm van de meest noordelijke van de drie oorspronkelijke vijvertjes is nog duidelijk zichtbaar op de luchtfoto van 1990. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het Torfbroek als legerplaats bovendien gebruikt door achtereenvolgens Duitse, Engelse en Belgische troepen. Naast de trage start tijdens de crisis- en oorlogsjaren, waardoor het oorspronkelijke project en vooral de opgelegde architectuur al snel ‘gedateerd’ waren, speelden de bodemgesteldheid, de stringente bepalingen van het lastenboek, het autoritaire karakter van het project in het algemeen, ongetwijfeld een belangrijke rol in de verbrokkeling van het oorspronkelijke opzet. Van de voorziene woningtypen worden slechts enkele exemplaren gebouwd. Het Tudor-kasteel staat er nog steeds, maar niet als restaurant. In de omgeving zijn er ook nog twee cottages - een grote en een kleine - die overeenstemmen met de oospronkelijke modellen. Waar de aanleg en verkaveling van het westelijke gedeelte, op het grondgebied Berg, in een vroeg stadium bleef steken, nl. de Torfbroeklaan en de aanzet van de met paardekastanjes beplante dreef die de Visserijlaan had moeten worden, kon het oostelijke gedeelte met de zegen van de diverse edities van het gewestplan - van voorontwerp tot definitieve versie - grotendeels worden afgewerkt. Op meeste percelen ten oosten van de Neerstraat, die Berg met Steenokkerzeel verbindt, werden villa’s gebouwd.

Landschapswaarden

Wetenschappelijke waarde

Het Torfbroek ligt - samen met het Floordambos en het Silsombos in een brede strook “oud ” alluvium die deel uit maakt van een fossiele oost-west gerichte riviervallei die momenteel via een aantal beken naar het bekken van de Zenne (westelijk deel) en van de Dijle (oostelijk deel) wordt afgewaterd. Omtrent de ouderdom van de fossiele vallei bestaat er tot op heden discussie, afhankelijk van de bron is ze 9000 à 8500 jaar of tussen de 5500-3000 jaar oud. De vegetatie - vooral in het Torfbroek - wordt grotendeels gekenmerkt door voedselarme, kalkrijke basische laagveenmoerassen, die ten noorden ven de Maas in België zeldzaam zijn. Ook op het vlak van de fauna is het gebied zeer waardevol.

Historische waarde

Het huidige uitzicht van het gebied is - naast enkele sporen van de middeleeuwse turfstekerij en de 19de-eeuwse vlasroterij - vooral het resultaat van een grootscheepse poging tot verkaveling, waarbij twee grote vijvers werden gegraven. Het verkavelingsontwerp, dat ook binnen het natuurreservaat sporen heeft nagelaten, werd opgemaakt door landschapsarchitect A. Delvaux en is een representatief voorbeeld van interbellum stedenbouw en groenvoorziening.

Esthetische waarde

De met opgaand groen omringde vijvers en de schoonheid van sommige plantengemeenschappen vormen de basis van een grote esthetische waarde.

Landschapselementen en opbouwende onderdelen

Geomorfologie/hydrografie

Microreliëf:
  • microreliëf
Hydrografische Elementen:
  • oude rivierarm
Moerassige gronden:
  • moeras

Elementen van bouwkundig erfgoed, nederzettingen en archeologie

Nederzettingspatronen:
  • nederzettingspatroon

Elementen van transport en infrastructuur

Wegenis:
  • weg
  • pad

Elementen en patronen van landgebruik

Puntvormige elementen:
  • bomengroep
Lijnvormige elementen:
  • bomenrij
Kunstmatige waters:
  • vijver
Historisch stabiel landgebruik:
  • kouters
  • meersen
Bos:
  • loof
  • broek
  • hakhout

Opmerkingen en knelpunten

Bebouwing aan de zuidkant (omgeving Laar) en tussen het eigenlijke Torfbroek en Terbronnen.