Vlaamse Ardennen van Koppenberg tot Kluisberg

Ankerplaats ID:A40056

Omschrijving

De ankerplaats van de Vlaamse Ardennen van Koppenberg tot Kluisberg, in het zuidwesten van de provincie Oost-Vlaanderen tussen Oudenaarde en Ronse, beslaat een relatief grote oppervlakte. Ongeveer de helft van dit landschappelijk gave stuk relictzone is als ankerplaats aangeduid. Een groot deel daarvan bestaat uit bossen (Koppenbergbos, Kabernol-Kuithof, Kluisbos, Feelbos-Watermolenbos, Beiaardbos en Hotondbos-Ingelbos). Daartussen liggen er verschillende kleine dorpjes (onder andere Kwaremont) en komen er nog valleitjes met asymmetrische dwarsprofiel en kouters voor. Ook typische voor de streek zijn de kalktufbronnen. De bronnen situeren zich op verschillende niveaus, waar een permeabele laag op een niet doorlagende laag rust. De geologie en de geomorfologie van deze streek vrij indrukwekkend. De Vlaamse Ardennen is een vrij klein, excentrisch gelegen deel van de volledige Vlaamse Heuvelstreek. In deze streek komt een twaalftal heuvels voor die sterk opvallen in het reliëf omdat ze niet alleen allemaal ongeveer een hoogte van rond de 150 meter bereiken, maar ook doordat ze op één enkele west- oost gerichte lijn zijn gelegen. Men noemt deze heuvels ook nog wel ‘getuigenheuvels’. Hun ijzerrijke toppen zijn beter tegen regen, en dus erosie, bestand. Voor de verklaring van dit reliëf moet we 7 miljoen jaar terug in de tijd, toen er hier nog een zee was (de Diestiaan-zee). De getuigenheuvels van de Vlaamse Heuvelstreek zijn de overblijfselen van de Diestiaanse zandbanken. In bepaalde theorieën neemt men aan dat ze op één enkele relatief lange zandbank liggen. De ligging van deze getuigenheuvels, waarvan de helft van deze heuvels zich in de Vlaamse Ardennen bevindt, kan geen toeval zijn. Vandaag zijn de rivieren al verschillende tientallen meters diep ingesneden ten opzichte van het vroegere oppervlak. Dit heeft tot gevolg dat de zandbanken op dit ogenblik als opvallende heuvels in het landschap uitsteken. Hun absolute hoogte neemt af van zuid naar noord. Langs de valleiwanden zijn er verschillende Tertiaire ontsluitingen (Bartoonklei, Lediaanzand, Panesiliaanzand,… ). Bodemkundig gezien bevindt de Vlaamse Ardennen zich op de overgangszone van de Zandleemstreek en de Leemstreek. De natuurlijke lokale “veldsteen” of zandsteen uit de Formatie van Gent (vroeger Paniseliaan genoemd) die op de hogere heuvels in de Vlaamse Ardennen voorkomt, werd al in de Gallo- Romeinse periode als bouwmateriaal gehanteerd. Op de hoogste toppen van de getuigenheuvels werd de typische rood- bruine ijzerzandsteen van de Formatie van Diest (Diestiaan) aangetroffen. Voornoemde natuursteensoorten werden van in de Gallo- Romeinse tijd reeds toegepast en voorts in Romaanse en vroeg-gotische periode, voornamelijk in de kerkenbouw. Fijn Diestiaan en Lediaan zand wordt in verschillende zandgroeven of zavelputten op de Kluisberg en in de zandgroeve van de Kraai te Kwaremont uitgegraven. In het golvende landschap van de Vlaamse Ardennen hebben de grote verscheidenheid in bodemgesteldheid en het heuvelig reliëf geleid tot een gedifferentieerd landschap. Van de beboste getuigenheuvels zijn de Kluisberg, de Hotond, de Muziekberg, de Pottelberg en D’Hoppe met hun meer dan 140 m hoge toppen, de hoogste. Ze liggen op een lijn die van west naar oost loopt. Vooral de zuidflanken zijn erg steil. De steilere hellingen zijn voornamelijk met bossen en weiden bedekt, terwijl de andere, zachtere, helling grotendeels onder akkers ligt. De akkers bevinden zich op licht zandlemige en goed gedraineerde leemgronden. De hoogste heuveltoppen zijn bebost, voornamelijk met beuk, omdat ze voor landbouw ongeschikt zijn omwille van hun Diestiaan of Lediaan zand. Ten tijde van Ferraris waren de zuidelijke bossen (van Kluisbos tot Hotondbos) nog aan elkaar gesloten en vormden ze dus één complex. Nu zijn het afzonderlijke boskernen. Op sommige plaatsen omzomen typische houtkanten, hagen en bomenrijen de weiden. Het alluviaal gebied aan de Schelde en de talrijke beekvalleien werden als hooiweiden gebruikt. De heuvels tellen verschillende bronbossen. De uitsijpelingsbronnen zijn in verschillende bronniveaus met bronamfitheaters aanwezig, daar waar de waterhoudende zandlagen en ondoordringbare kleilagen elkaar snijden. Zij voeden de talrijke beekjes en waren ook bepalend voor de oudste bebouwing die op sommige plaatsen precies op de bronnenlijn lag. Het dichte bekennet bestaat uit consequente waterlopen, die hoofdzakelijk zuid- zuidwest naar noord- noordoost georiënteerd zijn. De beken en rivieren vloeien naar de Schelde en Dender. De door beekerosie diep ingesneden valleien veroorzaken een sterk gecompartimenteerd landschap. De meeste valleien zijn asymmetrisch, met de steile helling naar westen tot zuiden. De historische boskernen worden bijna allemaal gedomineerd door hoogstammige beuken en men spreekt wel eens vol bewondering van ‘kathedraalbossen’. Volledigheidshalve vermelden we hier enkele beperkte stukjes naaldhout die op de zandige toppen van de getuigenheuvels staan. De dominantie van beuk is helemaal niet zo natuurlijk als ze er wel uitziet. Meestal zijn die beuken pas in de tweede helft van de 18e eeuw en begin de 19e eeuw aangeplant. Ze hebben de natuurlijke vegetatie van het eiken- beukenbos verdrongen. Kenmerkend voor die beukenbossen is het grotendeels ontbreken van de struiklaag. Deze is afwezig doordat het dichte bladerendek geen levensnoodzakelijk licht doorlaat. De esthetische waarden van de Vlaamse Ardennen bestaan voornamelijk uit panoramische en gerichte vergezichten waarvan de ‘skyline’ voornamelijk door de topografie en bossen bepaald wordt. Kenmerkend voor de streek is het rijkelijk voorkomen van Kleine Landschapselementen (KLE). Dit is een verzamelnaam voor haagkanten, kleine bosschages, holle wegen, poelen, eenzame bomen, taluds, knotbomenrijen, enz. Oorspronkelijk hadden ze allemaal een specifiek gebruik. Haagkanten waren de voorlopers van de schrikdraad en dienden het vee in de weilanden te houden, poelen deden dienst als veedrinkplaatsen, solitaire bomen deden als perceelsgrens dienst, houtkanten leverden geriefhout op. In de Vlaamse Ardennen komen kaphagen van es of Haagbeuk voor. Ze onderscheiden zich van gewone knotbomenrijen omdat ze bestaan uit lage knotbomen met een erg kleine plantafstand. Ze staan steeds in de buurt van het erf, en het loof ervan werd in de tweede helft van de 18e eeuw en in de 19e eeuw waarschijnlijk aan het vee gevoederd. De voorbij decennia hebben de KLE hun economisch nut verloren en zijn dan ook vaak verdwenen, vandaag krijgen ze weer de aandacht die ze verdienen. KLE zijn immers van landschappelijk erg waardevol en ook voor de fauna en flora zijn ze van belang. Kwaremont wordt voor het eerst in 1119 vermeld. De heerlijkheid was een van de vier belangrijkste lenen afhangende van het leen van Berchem. In Kwaremont kwamen meerdere sites met walgrachten voor. Twee ervan waren in een beekvallei met bijhorende watermolen gelokaliseerd. Kwaremont is een typisch dorpje van de Vlaamse Ardennen. De bewoning situeert zich rond het Kwaremontplein waar ook de kerk (in 1788-89 gebouwd) en de pastorie staat. Ten noorden van de stad Ronse liggen er verschillende villa’s. De meeste dateren van begin de 20e eeuw, toen de fabrikanten gedurende de economische bloei begin de 20e eeuw zich op de beboste heuvels rond de stad kwamen vestigen.

Landschapswaarden

Wetenschappelijke waarde

De getuigenheuvels van de Vlaamse Ardennen zijn de overblijfselen van de Diestiaanse zandbanken. In bepaalde theorieën neemt men aan dat ze op één enkele relatief lange zandbank liggen. Hun ijzerrijke toppen zijn beter tegen regen, en dus erosie, bestand. Vandaag zijn de rivieren al verschillende tientallen meters diep ingesneden ten opzichte van het vroegere oppervlak. Dit heeft tot gevolg dat de zandbanken op dit ogenblik als opvallende heuvels in het landschap uitsteken. Hun absolute hoogte neemt af van zuid naar noord. Langs de valleiwanden zijn er verschillende Tertiaire ontsluitingen (Bartoonklei, Lediaanzand, Panesiliaanzand,...). Bodemkundig gezien bevindt de Vlaamse Ardennen zich op de overgangszone van de Zandleemstreek en de Leemstreek. De heuvels tellen verschillende bronbossen. Kalktufbronnen zijn typisch voor de streek. De uitsijpelingsbronnen zijn in verschillende bronniveaus met bronamfitheaters aanwezig, daar waar de waterhoudende zandlagen en ondoordringbare kleilagen elkaar snijden.

Historische waarde

De toestand op de kaart van Ferraris (ca. 1775): het Koppenbergbos was gedeeltelijk bosgebied met toponiem “Melden Bosch”, het meer oostelijke deel was open landbouwgebied met kleine groep gebouwen gelegen in meer gesloten landschap (kleine percelen bos en perceelsranden). Zelfde toestand op de kaart van Vandermaelen (1851) maar het perceel bos kleiner in oppervlak, en is gedeeltelijk ontgonnen. Het wegenpatroon vanop Ferraris blijft herkenbaar. Dit is eveneens zo voor het Kabernol- Kuithol. Op Ferraris was dit wel meer versnipperd met gedeelten akkerland. Langs de loop van de beek was er overwegend weiland met perceelsranden. De bossen van Kluisbos tot Hotondbos waren ten tijde van Ferraris een aaneengesloten geheel. Later kromp hun oppervlakte en waren ze als verschillende boscomplexen op de kaarten waar te nemen. De bossen deden vroeger occasioneel dienst als schuilplaats.

Esthetische waarde

De esthetische waarden van de Vlaamse Ardennen bestaan voornamelijk uit panoramische en gerichte vergezichten waarvan de ‘skyline’ voornamelijk door de topografie en bossen bepaald wordt. Kenmerkend voor de streek is het rijkelijk voorkomen van Kleine Landschapselementen (KLE). Dit is een verzamelnaam voor haagkanten, kleine bosschages, holle wegen, poelen, eenzame bomen, taluds, knotbomenrijen, enz. De heuveltoppen zijn bebost, de omliggende percelen zijn klein en regelmatig, overwegend zonder of met weinig perceelsranden. Er zijn vanop verschillende plaatsen vergezichten naar de Scheldevallei en de beboste zuidelijk gelegen heuvelrug van de Vlaamse Ardennen.Vanuit Kwaremont zijn er zichten op de Scheldemeersen en de Vlaamse Ardennen.

Sociaal-culturele waarde

De verschillende steile kasseiwegen over de heuvels van de Vlaamse Ardennen zijn berucht in het kader van de klassieke Vlaamse wielerwedstrijden zoals de Ronde van Vlaanderen.

Ruimtelijk-structurerende waarde

In het golvende landschap van de Vlaamse Ardennen hebben de grote verscheidenheid in bodemgesteldheid en het heuvelig reliëf geleid tot een gedifferentieerd landschap. Van de beboste getuigenheuvels zijn de Kluisberg, de Hotond, de Muziekberg, de Pottelberg en D’Hoppe met hun meer dan 140 m hoge toppen, de hoogste. Ze liggen op een lijn die van west naar oost loopt. Vooral de zuidflanken zijn erg steil. De steilere hellingen zijn voornamelijk met bossen en weiden bedekt, terwijl de andere, zachtere, helling grotendeels onder akkers ligt. De akkers bevinden zich op licht zandlemige en goed gedraineerde leemgronden. De hoogste heuveltoppen zijn bebost, voornamelijk met beuk, omdat ze voor landbouw ongeschikt zijn omwille van hun Diestiaan of Lediaan zand.

Landschapselementen en opbouwende onderdelen

Geomorfologie/hydrografie

Microreliëf:
  • microreliëf
  • talud
Macroreliëf:
  • macroreliëf
  • heuvel
  • steilrand
  • markante terreinovergang
  • holle weg
Hydrografische Elementen:
  • waterloop
  • beek
  • vallei
  • meander
Geologie:
  • ontsluitingen

Diestiaanzand en ijzerzandsteen

Elementen van bouwkundig erfgoed, nederzettingen en archeologie

Koeren en hovingen:
  • tuin
  • park
  • hof
Nederzettingspatronen:
  • nederzettingspatroon
  • plein
  • gehucht

Kwaremont

Bouwkundig erfgoed:
  • (heren)woning
  • huis
  • villa
  • herberg
  • afspanning
Landbouwkundig erfgoed:
  • hoeve
  • schuur
  • stal
  • wagenhuis
Molens:
  • windmolen

Kwaremont, Hotondberg

Kerkelijk erfgoed:
  • kerk
  • kapel
  • pastorie

Kwaremont

Klein historisch erfgoed:
  • standbeeld

Karel Van Wijnedaele (Kluisbergen)

Elementen van transport en infrastructuur

Wegenis:
  • weg
  • pad
  • kerkwegel
  • Romeinse weg

Romeinse weg ten zuiden van Kwaremont (van Blicquy naar Berchem en Kerkhove)

Spoorweg: Waterbouwkundige infrastructuur:

Elementen en patronen van landgebruik

Puntvormige elementen:
  • bomengroep
  • solitaire boom
Lijnvormige elementen:
  • bomenrij
  • houtkant
  • hagen
  • knotbomenrij
  • kaphaag
  • perceelsrandbegroeiing
Kunstmatige waters:
  • poel
  • vijver
Historisch stabiel landgebruik:
  • permanent grasland
  • kouters
Bos:
  • naald
  • loof
  • broek
  • hakhout
  • middelhout
  • hooghout
  • struweel

Opmerkingen en knelpunten

Op vlak van de toekomstige ontwikkelingen is het van groot belang de kwaliteit van de open ruimte te vrijwaren en de visuele vervuiling tegen te gaan. Residentiele bewoning duikt op verschillende plaatsen in het landschap op. De typische kleine landschapselementen bepalen voor een deel het karakter van de Vlaamse Ardennen. Het intact houden en het herstellen van KLE’s en het bocagekarakter in de valleien verdient zeker aandacht. De kouters dienen open gehouden te worden. Het behoud en herstel van bossen en graslandcomplexen, brongebieden, kasseiwegen en de erfgoedwaarde van de dorpskernen zijn eveneens prioriteiten. De bodemerosie die met afspoelingen, verglijdingen en, al dan niet extreme, betredingsdruk gepaard gaat, is een probleem dat dient bestreden te worden.