R20026: Zoniënwoud - Bos van Marnix

Verstoring: De Ring, de autostrade Brussel - Namen, de Terhulpsesteenweg en de spoorweg Brussel-Namen die het woud diagonaal dwarsen. De monocultuur van beuken en de overdruk door recreanten vormt een bedreiging van het voortbestaan van het woud.

Herkenbaarheid: 3

Samenhang: 3

Gaafheid: 3

Wetenschappelijke waarde:

Restant van het historische Kolenbos dat zich in de vierde eeuw nog uitstrekte tussen het Thuin en het Brussel.. Samen met haar uitgestrektheid biedt die ‘permanentie’ dit bos biologisch hoge potentiële waarde. Geomorfologisch is het eveneens van grote waarde omdat hier de bossen op het löss-plateau nooit gerooid werd waardoor de oorspronkelijke geomorfologie bewaard bleef. Het grillige reliëf werd door de ijstijden gevormd. Karolingische ijzersmeltovens.

Historische waarde:

Was tot op het einde van het Ancien Regime in handen van de adel en abdijen.Vanaf de 12 eeuw ontstonden in en rondom het toenmalige Zoniënwoud verscheidene kloosters die later belangrijke centra werden, ze werden opgeheven tijdens het Franse bewind. Hiervan zijn in er op het Vlaams grondgebied nog duidelijke restanten te zien in Groenendaal en Zevenborre. In het Kapucijnenbos zijn er nog weinig sporen, de symmetrische paden op de site wijzen op de aanwezigheid van een klosster 200 jaar geleden. Het woud werd gebruikt als het jachtgebied maar ook als bron van inkomsten via de verkoop van hout en als begrazingsterrein. Reguliere kapingen en sluikrooiingen resulteerden gedurende heel de geschiedenis van het woud in een stelselmatige afname van het oppervlak van het woud die telkens in intensiteit toenam gedurende de woelige perioden. Tijdens de rustige en stabiele perioden werden dan maatregelen getroffen om het woud te laten herstellen, in 1706 voor de eerste maal door beplanting. De beplanting kwam echter pas echt op gang onder het Oostenrijks bewind die duizenden beuken liet aanplanten en zo de basis van het huidige uitzicht van het Zoniënwoud bepaalde. Na de Belgische onafhankelijkheid werden door de Generale Maatschappij, die tijdens de Nederlandse periode eigenaar was geworden, verschillende delen van het woud aan particulieren verkocht. Een aantal van die delen werden toen gerooid, andere bleven bos, zoals o.m. Het Bos van Marnix, of werden park. In 1843 werd het woud staatseigendom. De Koninksvijvers werden na Van der Maelen aangelegd. De renbaan van Groenedaal werd in de tweede helft van de 19e eeuw aangelegd op een open plek waar tot eind de 17de eeuw gewassen geteeld werden door de kloosterlingen van Groenendaal. archeologie: Sporen uit het Neolithicum.Te Groenendaal sporen van vroegmiddeleeuwse ijzersmeltoven. In de omgeving zijn er nog sporen van een stoeterij te tijde van de Oostenrijkse periode. De grote verkeersassen die nu het woud dwarsen zijn na Ferraris aangelegd, eerst als steenweg, na WO II als autoweg of 4 vaksbaan. Sinds 1906 is op het domein van Ravenstein de Royal Golf Club gevestigd. In de eerste helft van de 16de eeuw liet de heer van Ravenstein hier een jachtpaviljoen bouwen dat in 1757 vervangen werd door een nieuw gebouw.

Esthetische waarde:

Een groot uitgestrekt bos met hoge eeuwenoude beuken en eiken die een “natuurlijke gotische kathedraal” vormen doordat er bepaalde delen van het woud een gelijke leeftijd hebben en de beuken weinig ondergroei toelaat. Dit laat een vaak prachtige bodembegroeiing toe, zoals de boshyacint, de bosanemoon, het speenkruid en het dalkruid. Het bos wordt doorsneden door prachtige lanen.

Sociaal-culturele waarde: Een groot “permanent” bos in de onmiddellijke omgeving van de hoofdstad met een rijk cultureel verleden en een educatieve waarde dat in het arboretum van Groenedaal onderstreept wordt. Het woud strekt zich uit over de drie gemeenschappen. Het arboretum van Tervuren is in tegenstelling tot de meeste arboreta geografisch geordend.

Beleidswenselijkheden:

Een op elkaar afgesteld beleid van de drie gewesten. Het doorbreken van de monocultuur van de beuk om de natuurdiversiteit te verhogen.