Valleien van Dijle en Laan ten zuiden van Leuven

Ankerplaats ID:A20042

Omschrijving

De vallei van de Dijle ten zuiden van Leuven doorsnijdt de typische leemplateaus van midden-België. De Dijlebedding en -vallei hebben nog een oorspronkelijke opbouw en een strukuur die in beperkte mate aangepast is door de mens. Dit is in tegenstelling tot de valleien van bv. Demer en Gete die meer aangepast werden aan intensieve landbouw, waarbij de rivieren teruggedrongen werden tussen hoge dijken. Kenmerkend voor de Dijlevallei is de eerder extensieve landbouwuitbating en de geringe aantasting van zowel de rivier- als de valleistructuur. Dijle: De Dijlevallei is door de aanwezigheid van water en een grote variatie in de vegetatie van groot ornithologisch belang, vooral door de noord-zuid oriëntatie hetgeen van groot belang is voor vogels tijdens de trekperiode. In de Dijlevallei zijn er nog oeverwallen te bemerken met depressiegronden tussen de valleiwanden en de oeverwallen. Deze veenhoudende komgronden komen in het landschap voor als natte weiden en broekbossen, ontwaterd door leigrachten, als rietvelden en als vijvers. De loop van de Dijle is sterk meanderend. Het is een uitgestrekt gebied met hier en daar nog bomenrijen en bossen en scherp afgebakend door de steile valleihellingen. Langsheen de vallei staan enkele mooie kastelen. Tot na 1900 was het Dijle-alluvium tussen Sint-Agatha-Rode en Neerijse een open beemdenlandschap. Pas nadien werd perceel per perceel overgegaan tot populieraanplantingen. Reeds op het einde van de 18de eeuw waren elders in het alluvium verspreide bospercelen. Dit was ondermeer het geval tussen Neerijse en Ormendaal, ten noorden van Korbeek-Dijle. In dit deel van het alluvium werden echter niet zoveel populieren aangeplant, wel zou er na het midden van de 19de eeuw perceelsrandbegroeiing komen. De vijvers in het alluvium zijn eveneens na 1900 aangelegd. De dorpen in deze regio liggen bijna allemaal op de valleiranden, enkel Ottenburg en Duisburg liggen op het plateau. Met uitzondering van een deel van de kern van Neerijse werden daarom geen dorpen in de afbakening opgenomen. Als we de Dijle stroomopwaarts volgen vanuit Leuven ontmoeten we eerst het park van het voormalige Arenbergkasteel, grotendeels daterend uit de 16de eeuw, maar de oorsprong gaat terug tot in de 14de eeuw met de bouw van een indrukwekkende donjon. Het park en het kasteel kwamen na de verbeurdverklaring van de goederen van de hertog in het bezit van de Leuvense universiteit. Naast het kasteel staat nog langs de Dijle de 17de-eeuwse watermolen. In het park, dat in de 19de eeuw nog een plaisanten hof omvatte en grotendeels gelegen is tussen Dijle en Voer, werden auditoria en laborratoria opgericht. Een aantal vijverpartijen bleven behouden. Op dendrologisch vlak is er een zeer interessante collectie aanwezig. In het park bevindt zich ook de romaanse Sint-Lambertuskerk, waarvan de overblijfselen gerestaureerd en aangepast werden door R.M. Lemaire. Vlak bij het Arenbergdomein ligt nog een resterende vleugel van de door Jozef II opgeheven 16de -eeuwse priorij der Celestijnen. De akkers ten zuidwesten van het kasteel werden ca. 1800 aangelegd, na de rooiing van het bos. Het Egenhovenbos ten zuidwesten van die akkers liggen zijn pas later, na de drooglegging van de vijvers rondom het Jezuïetenhof in de 19de eeuw aangelegd. De huidige wegen doorheen het bos waren de dijken van die vijvers. Temidden dit historisch vijverpatroon staat nog steeds een 17de-eeuws voorheen volledig omgracht landhuis, het voormalig buitengoed van de Jezuïeten. Ten noorden ervan ligt de voormalige Jezuïetenhoeve, eveneens stammend uit de 17de eeuw. In het Egenhovenbos ligt nog de berm van de zogenaamde Engelse spoorweg, waarvan de aanleg in de jaren 1840 aangevat werd, maar die stopgezet werd wegens de verzakkingen bij de aanleg van de tunnel door de Keizerberg ten noorden van Leuven. De concessie was verleend aan Engelse beleggers die een spoorlijn naar Waver en het zuidelijke industriebekken wilden aanleggen met een belangrijk stationsgebouw aan de Leuvense Vaartkom. Nadien kwam er wel de spoorverbinding via Park-Heverlee. Ten zuiden van Egenhovenbos wordt de vallei doorsneden door de autoweg E40 Brussel-Luik. In de Dijlevallei zijn van Oud-Heverlee tot Neerijse ook nog relicten te bespeuren van de KW-linie (Koningshooikt-Waver) die in 1939 aangelegd werd als verdedigingslijn tegen mogelijke Duitse aanvallen. Een aantal bunkers in de Dijlevallei herinneren hier nog aan. Ter hoogte van Oud-Heverlee liggen vlak bij het station in het Broek een reeks vijvers. In de omgeving liggen talrijke bronnen, pompstations en evenwijdig met de Dijle loopt de Leibeek. Ten zuiden van Korbeek-Dijle en ter hoogte van ‘t Zoet Water ligt de Langerodevijver. Ten noorden van Neerijse stroomt de IJse in de Dijle. Het panorama van Neerijse wordt beheerst door de neoromaanse Sint-Pieter-en-Pauluskerk met haar twee romaanse torens. Ten noorden hiervan ligt de éénbeukige kapel van O.L.Vrouw-ten-Pui, de voormalige kapel van het kasteel d’Overschie. Dit kasteel heeft heel wat van zijn landschappelijke invloed moeten inboeten door de stelselmatige inperking van het kasteelpark. Het is een classicistisch gebouw uit het einde van de 18de eeuw. Ten zuidwesten ervan ligt de voormalige kasteelhoeve Lindenhof. De IJse stroomt door het domein, de 18de-eeuwse watermolen is eveneens nog aanwezig. Ten oosten van het kasteel liggen een reeks vijvers en dreven, die aansluiten bij het natuurreservaat De Dode Bemde. Ter hoogte van Neerijse en Sint-Joris-Weert vinden we nog talrijke sporen van de voormalige buurtspoorweglijn van Brussel via Vossem naar Hamme-Mille en Tienen of Jodoigne. De sectie doorheen de Dijlevallei werd aangelegd in 1905 en buiten gebruik gesteld in 1957. Tijdens de Tweede Wereldoorlog had de rechtstreekse tramverbinding Brussel - Vossem

  • Tienen - Luik een belangrijke economische betekenis omdat de

spoorwegverbindingen geruime tijd onderbroken waren. Tussen Neerijse en Sint-Agatha-Rode liggen een aantal grote vierkantshoeven op de westelijke rand van de Dijlevallei. Ten noorden van de vijver Grootbroek stromen de Nethen, de Grande Marbaise en de Laan in de Dijle. De oorsprong van de gotische Sint-Agatha-kerk te Sint-Agatha-Rode gaat terug tot in de 13de eeuw. In het centrum van het dorp ligt een groot kasteelpark met dienstgebouwen uit de 18de eeuw en een ingangspaviljoen uit de 19de eeuw. Ten zuiden van de de vijver Grootbroek vinden we in de Dijlevallei talrijke beemden en moerasgebieden. Ter hoogte van Florival liggen een reeks vijvers en de Klabbeekhoeve. Het gebied vertoont een reliëfrijke topografie met heel wat groene schermen die voor een gevarieerd landschap zorgen. Reeds op het einde van de 18de eeuw waren er op het alluvium van de Dijle ter hoogte van Ottenburg bospercelen met ertussen weiden. De ligging van de paden doorheen het gebied is ietwat gewijzigd. De vijvers of plassen zijn recent. De omgeving van Ottenburg was op het einde van de 18de eeuw een akkergebied met op steile hellingen begroeide taluds. De meeste verdwenen doordat de steilste hellingen werden bebost. Enkel ten oosten van Ottenburg rond de Tomme zijn er nog enkele hellingbossen bewaard geblven tussen het akkerareaal. De Tomme, die haar naam verleende aan dit gehucht van Ottenburg, is een langgerekte heuvel van een honderdtal meters lang en vijf tot tien meters breed. Deze zou uit het Neolithicum stammen. Op het interfluvium tussen Dijle en Laan ligt nog een deel van de Gallo-Romeinse heerbaan tussen Elewijt en Gembloux. Het Sint-Agatha-Rodebos is een ongerept historisch bos met aan de rand, op het plateau een onveranderde kouter. Het is een bos met een grote dichtheid waardoor er weinig ondergroei is. Op de meer steile hellingen is het een gemengd bos met hoofdzakelijk eik, beuk en berk. Aan de rand van het plateau waar het minder steil is, bestaat het bos uit aangeplante naaldbomen. Een gestruktureerd wegenpatroon is aanwezig, in het zuidelijk deel liggen holle wegen en taluds. Ten oosten van het bos liggen akkers en korter bij de dorpskern de Grote kapel. Laan: Aan de monding van de Laan in de Dijle was er tot halverwege de 19de eeuw een open beemdenlandschap dat nadien omgezet werd in een halfgesloten beemdenlandschap door de aanplanting van bomenrijen tussen de percelen weiland. Enkel op de steile flanken van de smalle vallei van de Laan waren perceeltjes bos. Pas na 1900 is men de vallei zelf ook gaan bebossen, zoals dat ondermeer te Tombeek het geval was. Ook hier zijn er recent vijvers aangelegd. Er is een duidelijk landschappelijk contrast tussen het alluvium van de Laanvallei en de beboste zuidhelling. Er is bijna geen bewoning in de vallei. Vroeger was al de bewoning geconcentreerd langs de parallelle weg met de vallei, enkele hoeves stonden aan de rand van de beemden en de hogergelegen akkers. Langs de Wolfshagenstraat liggen een aantal vijvers en ten noorden van Sint-Agatha-Rodebos een kasteel uit het einde van de 19de eeuw met een landschappelijke vijver. In deze omgeving stromen Vossebeek, Kleine Laan en Bilande in de Laan. Tombeek wordt doorsneden door de steenweg Overijse-Waver, de omgeving wordt gekenmerkt door sterke terreinovergangen en holle wegen. Het beschermde instituut Lemaire ligt kort bij de steenweg, ter hoogte van Tombeekheide. In Tombeek liggen enkele vijvers evenals een Leigracht en het riviertje de Maillart.. Tombeek zou de oudste woonkern van Overijse zijn, gelegen bij een tumulus. Op de Lane ligt de Tombeekmolen, een industriële molen. De kerk van Tombeek ligt op een steile flank van de Lane.

Landschapswaarden

Wetenschappelijke waarde

De valleien van Dijle en Laan zijn door de aanwezigheid van water en een grote variatie van vaak waardevolle vegetaties van groot ornithologisch belang. De botanische waarde is vooral merkbaar in het Sint-Agataha-Rodebos, het bos bij het sanatorium Lemaire, de Dode Bemde en bij Egenhovenbos. De kasteelpark van Neerijse en vooral dat van Arenberg hebben een groot dendrologisch belang. De Dijle is bovendien een rivier met oeverwallen en komgronden en met een nog bijna natuurlijke, sterk meanderende loop, weinig door de mens beïnvloed, en heeft dus een groot belang voor de studie van de geomorfologie.

Historische waarde

Het gebied omvat twee kasteeldomein die van groot historisch belang geweest zijn voor de regio. Ondanks ‘landchappelijke’ heraankledingen in de 19de eeuw, talrijke verbouwingen, hun huidige versnippering en inkrimping… zijn de oude structuren nog duidelijk leesbaar. Zo kan de classicistische aanleg rond het kasteel van Neerijse nog tot ver buiten het huidige kasteelpark worden nagetrokken en vindt men tussen het kasteel nog landschappelijke en kadastrale sporen terug van primitieve feodale situaties. Het Jesuïetenhof te Egenhoven is een prachtig voorbeeld van een omgracht, klerikaal ‘speelhof’ uit de 17de eeuw, omringd door vijvers (nu bos). De ‘Engelse’ spoorweg die de vallei doorkruist is een industrieel-archeologisch relict en getuigenis van het feit dat blunders van alle tijden zijn. Het sanatorium Lemaire is een uniek voorbeel van modernistische architectuur en tuinaanleg.

Esthetische waarde

De diep ingesneden valleien van Dijle en Laan, vaak tussen beboste hellingen, het kleinschalige beemdenlandschap met bosjes en struwelen, een spaarzame maar vaak waardevolle bebouwing zorgen voor een hoge esthetische waarde.

Landschapselementen en opbouwende onderdelen

Geomorfologie/hydrografie

Microreliëf:
  • microreliëf
  • talud
Macroreliëf:
  • macroreliëf
  • heuvel
  • markante terreinovergang
  • holle weg
Hydrografische Elementen:
  • waterloop
  • rivier
  • beek
  • vallei
  • meander
Moerassige gronden:
  • moeras

Elementen van bouwkundig erfgoed, nederzettingen en archeologie

Koeren en hovingen:
  • tuin
  • park
  • hof
Nederzettingspatronen:
  • nederzettingspatroon
Kastelen, landgoederen en aanhorigheden:
  • kasteel
  • toren
  • kasteelgracht
Landbouwkundig erfgoed:
  • hoeve
  • schuur
  • stal
Molens:
  • watermolen
Militair erfgoed:
  • bunker
Kerkelijk erfgoed:
  • kerk
  • kapel
  • klooster
Archeologische elementen:
  • Romeinse relicten

Elementen van transport en infrastructuur

Wegenis:
  • weg
  • pad
Spoorweg:
  • verlaten spoorweg
  • oude tramroute
Waterbouwkundige infrastructuur:
  • grachtenstelsel

Elementen en patronen van landgebruik

Lijnvormige elementen:
  • dreef
  • bomenrij
Kunstmatige waters:
  • vijver
Bos:
  • naald
  • loof
  • broek
Bijzondere waterhuishouding:
  • ontwatering

Opmerkingen en knelpunten

Verspreide bebouwing aan de rand van de vallei, vaak grote hoeven. Ook bebouwing langs wegen die de vallei dwarsen, zoals tussen Sint-Joris-Weert en Neerijse, in de nabijheid van dorpskernen zoals Neerijse, Sint-Agatha-Rode en Tombeek.