Westhoekduinen - Duinen Cabourg - De Moeren - overgang plateau van Izenberghe

Ankerplaats ID:A30013

Omschrijving

Deze ankerplaats omvat een landschappelijke sekwentie van zee-strand over de Jonge Duinen van het Westhoekreservaat - een stukje polder - Oude duinen van Cabourg - De Moeren tot de overgang naar het plateau van Izenberghe ter hoogte van Houtem. We zullen deze landschappelijke entiteiten apart bespreken en de landschappelijke verschillen en gelijkenissen aanhalen. De landschapsentiteiten lopen allen door op Frans grondgebied mits enkele kleine verschillen. Deze ankerplaats ligt in de gemeenten De Panne en Veurne. Het Westhoekreservaat grenst in het noorden aan een stuk strand waar geen kustverdedigingsbouwwerken aanwezig zijn. Uiteraard heeft dit een hoge esthetische waarde en biedt dit mogelijkheden voor natuurlijke processen. Het Westhoekreservaat zelf bestaat, van noord naar zuid, uit zeereepduinen, een panne, dan een centrale wandelduin waaraan paraboolduinen vasthangen , opnieuw een panne en tenslotte een zuidelijke duingordel. Deze Jonge duinen hebben zich boven een oud duingebied gevormd (zgn. Oude Duinen van Adinkerke). De zeereepduinen vertonen talrijke blow-outs en groeien op natuurlijke wijze aan door aanvoer van zand door zee dat op zijn beurt door de wind landinwaarts getransporteerd wordt. Ze zijn weinig begroeid. De centrale pannevloer is begroeid met duinstruweel (o.a. Kruipwilg, Duindoorn en Liguster ) dat gradueel overgaat in grassoorten (o.a. Helmgras) aan de rand van de panne en tenslotte in kale zandgrond van de wandelduin. Deze pannes zijn ingesloten door de armen van de paraboolduinen. De Centrale wandelduin refereert naar een vroegere loopduinfase en groeit nog steeds in zuidelijke richting aan wat voor flora nieuwe biotopen betekent. In de volksmond wordt dit stuk soms “de woestijn” genoemd. Achter de Wandelduin liggen opnieuw pannevloeren aansluitend bij oudere paraboolduinen en de zuidelijke duinwal. De pannes en de duinwal zijn begroeid met duinstruweel en zijn gefixeerd. Het struweel is hier doorgaans veel hoger en dichter dan in de noordelijke pannes. In het Westhoekreservaat zijn talrijke archeologische vondsten gedaan uit verschillende periodes: Ijzertijd, Romeinse periode, Merovingische en Karolingische periode,…. Door hun natuurlijk karakter en door de natuurlijke processen over een grote oppervlakte vormen deze duinen een unicum in Vlaanderen en België. In het oosten sluit het Calmeynbos aan bij de Westhoekduinen. Ze behoren ook tot de Nieuwe duinen, maar hebben een ander uitzicht door een andere ontwikkelingsgeschiedenis. Ze vormen de geomorfologische verderzetting van de zuidoostelijke panne van het Westhoekreservaat. De Calmeynduinen werden in het begin van de 20e eeuw bebost met verschillende soorten loofbomen op initiatief van ingenieur Calmeyn Hij wilde de groeimogelijkheden van loofbomen op zandige grond onderzoeken. Ook elders in Vlaanderen werden duingebieden bebost maar dan vooral met naaldbomen. De rechtlijnige paden getuigen van het systematisch bebossingspatroon. De rijke en gevarieerde flora bracht ook een nieuwe en rijke fauna met zich mee(o.a. grondeekhoorns). Bovendien veranderde het landschap compleet van open naar gesloten. Het Calmeynbos grenst in het oosten aan de Oosthoekduinen die ook tot de Jonge Duinen behoren en deels bebost zijn. In de oostelijke uithoek bevindt zich een paraboolduin die nauwelijks begroeid is op de top. De panne aan de voet ervan is wel begroeid met kalkrijk duingrasland wat overgaat (in de richting van het Calmeynbos) in duinstruweel en loofbos. Hier komen tevens door de mens geëgaliseerde duingronden voor die eertijds als duinakkertjes dienst deden , maar nu nauwelijks te herkennen zijn op het terrein. In het zuiden heeft men hier nog een zeer gave duin-polderovergang die deels geaccentueerd wordt door een begeleidende bomenrij. Door de sterke uitloging en verzuring van de duinen langs deze overgang heeft men hier een zeldzame flora van duingrasland met korstmossen. Geheel het duinencomplex van Westhoekreservaat, Calmeynbos en Oosthoekduinen liggen in waterwinningsgebied waardoor deze duinen te droog zijn t.o.v. hun natuurlijke situatie. Door de waterwinning wordt het grondwaterpeil immers kunstmatig sterk verlaagd wat nefast is voor de flora en fauna die de natuurlijke vochtige omstandigheden prefereren. Tussen de voorgaande duinen en de Cabourgduinen ligt een stuk Oudlandpolder die landschappelijk minder waardevol is door de vele bebouwing en versnijding. Het vormt het verbindingsstuk van het nieuwe duinengebied met het meer landinwaartse stuk. Duinkerke-II-sedimenten bedekken hier de oudere duinafzettingen. Deze polder wordt tevens doorsneden door het Langgeleed dat in de 17e eeuw gegraven werd en dienst deed als verbindingsweg tussen Duinkerke en Nieuwpoort. Ter hoogte van de Oosthoekduinen heeft men nog de duin-poderovergang die door een verschil in beplanting en reliëf duidelijk het raakpunt tussen landschappen illustreert. Een deel van de Oosthoekduinen bestaat bovendien uit duinzand dat op polderafzettingen gestoven is. De Cabourgduinen zijn gevormd op een oude schoorwal (waddeneiland omstreeks 4000-5000 jaren BP) en lopen door op Frans grondgebied tot Ghijvelde. De geomorfologie van dit duinenlandschap bepaalt het voorkomen van de karakteristieke vegetatie. In de duinen bevinden zich oude bodemprofielen (en lokaal ook veen) die later overstoven geweest zijn. De duinzanden zijn reeds grotendeels ontkalkt en vormen nu eerder zure zandgrond. In België is het de enige duinengordel met een dergelijke ouderdom (6e-8e eeuw). In deze duinen vindt geen actieve verstuiving meer plaats aangezien de duinen door vegetatie gefixeerd zijn. Ze bestaat enerzijds uit struiken, heide en mossen, en anderzijds uit duinbos (bomengroepen en kleine boscomplexen). De kern van dit duinencomplex is bebost. Door de vegetatierijkdom is dit gebied ook faunistisch belangrijk. In het gebied komen archeologische sporen voor die teruggaan tot de Ijzertijd. Vanaf de 11e-12e eeuw werden deze duinen permanent bewoond en nog tot de 20e eeuw als extensief weiland gebruikt. Ten zuiden lopen deze duinen over in de Moeren. Langs de overgangszone bevinden zich enkele gebouwen die van weinig belang zijn. De veldbatterij van Adinkerke is wel van groot belang. Men moet deze strook echter vrijwaren van verdere bebouwing om het zicht op de Moeren vrij te houden. Om het zicht vanuit deze duinen op de Moeren te vrijwaren en verder geen afbreuk te doen aan de belevingswaarde is het gepast langs de autostrade (E40) van Jabbeke-Duinkerke geen verlichtingspalen of andere hoge objecten aan te brengen. In het noorden staat een pompstation voor waterwinning dat weinig opvalt in het landschap. Door exploitatie van het grondwater kennen de duinen te droge omstandigheden in vergelijking met de natuurlijke toestand wat nefaste gevolgen heeft voor flora en fauna. De Moeren lopen verder op Frans grondgebied maar de dreven zijn daar veel minder aanwezig. Tijdens het Atlanticum (7500-4000 yrs. BP) was het gebied een zandwadgebied dat vanaf het begin van onze jaartelling in het noorden gedeeltelijk afgesloten werd van de zee door de duinen. Naarmate de duinen uitbreidden, nam de invloed van de zee af en waren de Moeren een zoetwatermeer. De sedimenten bestaan vooral uit kalkhoudend zand, met af en toe een kleilaagje. In het noorden van het gebied komt zoute kwel voor. Wegens de ligging onder het zeeniveau bleef dit gebied zeer lang onontgonnen. Pas in 1616 was de eerste drooglegging een feit met de aanleg van het Ringslot en een grachtenstelsel. Windmolens zorgden voor de oppomping van het water naar het Ringslot die afwaterde richting Duinkerken. Vanaf dan kunnen we spreken van een droogmakerij. In het midden van de 17e eeuw werd dit werk teniet gedaan door oorlogsperikelen. De volgende serieuze drooglegging is rond de 19e eeuw met daaropvolgend de systematische dambordvormige ontginning van het gebied. Tijdens WOII werd het opnieuw onder water gezet om strategische redenen. In het noorden komen enkele halofiele vegetatiesoorten voor dankzij de zoute kwel; verder is het gebied botanisch belangrijk door zijn rijkdom aan water- en oeverplanten langs de talrijke grachten. De dambordvormige ontginning van het gebied wordt geaccentueerd door dreven. In sommige percelen zijn nog laantjes (afwateringsgrachtjes) te herkennen. De bruggetjes in het gebied zijn zeer laag ten opzichte van de wegen en vallen nauwelijks op in het landschap. De hoeves liggen verspreid in het open en vlakke gebied en bevinden zich meestal op een zandige opduiking. Enkel nog zeer gave en waardevolle hoeves zijn Hoeve ’t Moerland en het Moerhof. Rond de hoeves zijn veelal enkele (opgaande) bomen aanwezig. Hier en daar staat een kapel of kruis. Er resten nog twee windmolens langs de Ringsloot waarvan enkel de St-Karelsmolen nog wieken heeft. Van de Gustaafmolen in het zuidoosten rest enkel de toren. In het gehucht de Moeren (W. Coberghstraat) en verder langs de Moerstraat staan enkele kleine gebouwtjes van kort na WOII als schuilhokjes voor de douanebeambten. De smokkel tierde hier welig omdat de Moeren een uitgestrekte vlakte waren zonder wegen, huizen en douaneposten vlakbij de grens. De douanebeambten stonden bloot aan weer en wind en hebben zelf deze schuilhokjes gebouwd. Dit gebied heeft een uitgesproken vlak en open karakter met talrijke vergezichten die begrensd worden door enkele bomenrijen. De natuurwetenschappelijke waarde is zeer groot omdat dit gebied (oud waddengebied) uniek is in Vlaanderen. Ook de cultuurhistorische (ontginningsgeschiedenis) en de esthetische waarde (open karkater) maken dit gebied zeer waardevol. Tussen het Ringslot en de Bergenvaart (tot Bulskamp) en de weg tussen Bulskamp en Adinkerke liggen de zgn. Buitenmoeren. Deze weg volgt de topografie en ligt op een oude kreekgeul. De Bergenvaart is in deze kreekrug uitgegraven. Het landgebruik (o.a. wegen, afwatering en percelering) wordt gestructureerd door het Ringslot dat zorgt voor de afwatering via grachten en sloten. De wegen, sloten en grachten lopen loodrecht of parallel aan het Ringslot. Langs wegen en grotere afwateringskanalen staan veelal bomenrijen die deze structuren benadrukken. De percelen bestaan uit een afwisseling van akkers en weilanden. De Buitenmoeren kennen verspreide bebouwing met vooral landbouwbedrijven waarbij de recente uitbreidingen een storende factor zijn. Hun gaafheid is doorgaans lager dan die in De Moeren. Langs de wegen treft men verspreid een kapelletje aan. Ten zuiden van de Bergenvaart ligt het overgangsgebied naar het plateau van Izenberghe. De ondergrond bestaat uit mariene zanden bedekt met zandleem; het gebied wordt gestructureerd door beekvalleien. Dankzij de zandlemige bodem en de hogere topografische ligging (dus een betere afwatering) vormde het een uitstekend landbouwgebied dat reeds zeer vroeg ontgonnen geweest is (in de vroege middeleeuwen). Men onderscheidt hier bovendien 2 wegenpatronen die getuigen van de vroege ontginning: N-S/E-W of NW-SE/ NE-SW. Eertijds was hier een bocagelandschap aanwezig dat nu grotendeels verdwenen is. De verspreide hoeves met aansluitende huisweiden zijn nog gaaf en herkenbaar in het landschap (o.a. hoeve Ooievaarsnest). Sommige weilanden hebben nog perceelsrandbegroeiing bestaande uit knotbomen en houtkanten; een zeer gaaf voorbeeld zijn de weilanden rond de “Kleine Hoek van ’t Moertje”. Ook solitaire bomen benadrukken de perceelsstructuur. De dorpskern van Houtem is nog gaaf ondanks de nieuwe bebouwing errond. Het zicht vanuit het noorden op de kerk met kerkhof, de grote hoeve ten noorden ervan én de vroegere school is zeer gaaf en dient gevrijwaard. De bouwstijl van de huizen in Houtem stemt overeen met die van wijk Zwaantje (zie verder). Daarnaast is de recente bebouwing van weinig belang, maar deze moet beperkt worden om het kleinschalige karakter van dit dorpje te behouden. Dankzij het open landschap en de hogere topografische ligging heeft men een zicht op De Belgische en Franse Moeren. Het gehucht ’t Zwaantje situeert zich langs een bocht van de Bergenvaart en is ontstaan als handelsnederzetting aan het kanaal Veurne –St-Winoksbergen. De gebouwen bestaan uit arbeiderswoningen, voormalige herbergen en kleine hoeven die allen maximaal twee bouwlagen hebben onder een zadeldak. Door hun witte kleur (gekalkt) afgewisseld met andere zachte kleuren vormen dit straatgehucht een blikvanger in het open landschap. Achter deze huisjes ligt een waardevol weilandcomplex.

Landschapswaarden

Wetenschappelijke waarde

Oud duinmassief. Opeenvolging van parallelle en secundaire duinvormen. Bestaat uit noordelijke duinengordel (zeereep, voorduinen, noordelijke paraboolduingordel) en zuidelijke duinengordel met zuidelijke paraboolduinengordel, zuidelijke duinenrij. Centrale wandelduin is relict van voormalige loopduinfase. Oude binnenduine van Cabourg met begraven, oude bodemprofielen en typische vegetatie voor zure zandgrond. De moeren als vroeger wadgebied, zoetwatermeer en tijdens WOII nog onder water gezet. Overgang naar het plateau van Izenberghe en de overgang van polder naar zandig Vlaanderen ten zuiden van de Bergenvaart is zeer opvallend.

Historische waarde

Aanwezigheid van de “Oude Duinen van De Panne” onder het huidige jonge paraboolduinenlandschap. Oude duinen niet overstoven in Cabourg, gefixeerd door vegetatie. Archeologisch belangrijk : vondsten uit ijzertijd, Merovingische - Karolingische periode, romeinse vondsten, sporen van vroegere bewoning uit deze tijden. Sporen van archeologische sites uit het begin van deze eeuw en recent blootgestoven en blootstuivende oude bewoningsoppervlakten in Westhoekduinen. Het Langgeleed vormde een belangrijke waterloop tussen Duinkerke en Nieuwpoort. Zeer late en systematische ontginning van De Moeren die nog gaaf en herkenbaar is. De overgangszone naar het plateau is een zeer vroeg ontgonnen gedeelte dat reeds zeer lagen onder landbouwland ligt.

Esthetische waarde

Gaaf zicht, doorkijkpunt duinen - polders. Van in Cabourg duinen zeer ver zicht naar De Moeren en naar het plateau van Izenberghe. Langs Bergenvaart heeft men een overzicht op de lager liggende Moeren en de kaarsrechte dreven en bomenrijen langs perceelsranden en bij boerderijen.

Sociaal-culturele waarde

Westhoekreservaat

Ruimtelijk-structurerende waarde

De twee duincomplexen (Westhoek en Cabourg) structureren de wegen volgens een WSW-ENE patroon evenals het Langgeleed. Ten zuiden van Cabourg is het het Ringslot en de Bergenvaart die de ruimte structureren. Het geometrische ontginningspatroon van de Moeren wordt geaccentueerd door de begeleidende dreven en bomenrijen.

Landschapselementen en opbouwende onderdelen

Geomorfologie/hydrografie

Macroreliëf:
  • kustduin
  • markante terreinovergang

overgang binnenduinen naar Moeren en van Moeren naar plateau Izenberghe

Hydrografische Elementen:
  • kreek

Langgeleed

Andere:

Elementen van bouwkundig erfgoed, nederzettingen en archeologie

Nederzettingspatronen:
  • gehucht

wijk Zwaantje langs de Bergenvaart

Landbouwkundig erfgoed:
  • hoeve

hoeve ‘t Moerland en Moerhof

Molens:
  • windmolen

St-Karelsmolen en Gustaafmolen beide bemalingsmolens

Militair erfgoed:
  • bunker

in Cabourg duinen

Kerkelijk erfgoed:
  • kapel
Klein historisch erfgoed:
  • kruis

Archeologische elementen:

Andere:

Elementen van transport en infrastructuur

Waterbouwkundige infrastructuur:
  • kanaal
  • dijk
  • sluis
  • grachtenstelsel

Ringslot en Bergenvaart rond Moeren met grachtenstelsel.

Elementen en patronen van landgebruik

Lijnvormige elementen:
  • dreef
  • bomenrij
Topografie:
  • repelvormig
Bijzondere waterhuishouding:
  • droogmakerij
  • polder

Opmerkingen en knelpunten

Dit omvangrijke gebied wordt doorsneden door de autostrade van Brugge naar Calais. Daardoor is de overgang van Cabourg duinen naar De Moeren verstoord. De afwezigheid van verlichtingspalen langs deze weg maakt dat de visuele hinder voor het landschap beperkt wordt. De brug over de autostrade springt wel in het oog in dit open landschap. Verder dient men verdere versnijding/versnippering van dit open gebied te voorkomen. Tussen de Westhoekduinen en de Oude duinen van Cabourg ligt een minder waardevol poldergebiedje dat eigenlijk als verbindingsgebied fungeert. De oprukkende lintbebouwing vanuit Adinkerke dreigt deze verbinding verder te verkleinen. Een grote mast vlakbij Houtem doet afbreuk aan de esthetische waarde mede door het opvallende kleur (rood en wit). Ten zuiden van Adinkerke springen bergen uitgegraven materiaal in dit open landschap sterk in het oog. In het noordoosten is echter een zandwinningsgebied dat door de vergraving niet alleen het geopatrimonium schaadt maar ook het vergezicht beperkt in die richting. Rond Houtem staat eveneens een grote mast, evenals net ten noorden van het gebied; deze zijn behoorlijke blikvangers in dit vlakke en open landschap.