Bourgoyen-Ossemeersen

Ankerplaats ID:A40037

Landschap

Omschrijving

De vlakte van de Leie is ten westen van Gent opvallend breed en strekt zich uit van Mariakerke in het noorden tot Sint-Denijs-Westrem in het zuiden. In dit oorspronkelijke aaneengesloten gebied meandert vanaf de Drie Leien te Drongen een noordelijke rivierarm naar de Bourgoyen-Ossemeersen (BO) en een zuidelijke naar de Assels-Blaarmeersen. Beide armen- die door de aanleg van de Watersportbaan en de Ringvaart sterk gefragmenteerd zijn- komen weer samen bij Ekkergem niet ten zuiden van het eiland Malem. De Leie stroomt in de Vlaamse Vallei. Tijdens de eerste helft van het Holoceen werd, zowel in als buiten de riviervlaktes, een bos ontwikkelde. Vanaf 5800 jaar geleden werd dat aangetast door de mens, de riviervlaktes werden vochtiger en veengroei werd mogelijk. Door de ontbossing verhoogde de sedimentlading in het water en werden ook meer sedimenten afgezet. De bedding kwam hoger te liggen waardoor de rivier haar ligging kon verleggen. De gronden die regelmatig onder water kwamen te staan, waren aangewezen om door de mens als hooiland te worden gebruikt. Iedere overstroming bracht een laagje slib, wat ervoor zorgde dat de bodemvruchtbaarheid op een natuurlijke wijze op peil werd gehouden. Na de hooisnede was meestal beweiding mogelijk. In Vlaanderen werden dergelijke gronden meers genoemd. De meersgebieden werden oorspronkelijk gekarakteriseerd door een visueel open landschap. Het was immers niet toegelaten de percelen af te sluiten door randbegroeiing omdat de weidegang steunde op gemeenschappelijk gebruiksrecht (de gemene weiden). In de Bourgoyen- Ossemeersen kunnen we de volgende gebieden onderscheiden. Vooreerst is er de grote, opgevulde geul van een laatglaciale Leie-arm. Hiervan is het gedeelte met de Grijtgracht, gelegen tegen de noordrand van de Bourgoyen, goed bewaard gebleven. Vooral de aanleg van de Ringvaart heeft het meanderde gedeelte, dat liep tegen de westrand van de riviervlakte, weggegraven. Een dergelijke fossiele rivierbedding is opgevuld met fluviatiele klei en leem en kan 6 meter diep zijn. Plaatselijk was er ook een opvulling met organogeen materiaal (veen en kleiig veen) zoals zich dat in de Meerskant heeft voorgedaan. Op verschillende plaatsen is de overgang tussen meersen en hoger gelegen kouters nog goed zichtbaar. Er komen in het centrale gedeelte van de Bourgoyen, min of meer sikkelvormige verlopende hoogten voor die van elkaar gescheiden zijn door laagten. Het niveauverschil is minder dan 1 meter. Deze hoogten en laagten zijn het resultaat van sedimentatie in de binnenbocht van een riviermeander en worden kronkelwaard- afzettingen genoemd en dateren uit het Laatglaciaal. Ten slotte komen er in de Bourgoyen een zandig gebied voor dat nooit overstroomd werd en een hoogte van 7,5 meter bereikt waarop de Valkenhuishoeve is gevestigd, een donk genaamd. Deze zandige hoogten worden genetisch verklaard als opwaaiende stuifzanden binnen de overstromingsvlakte. De donk met de hoeve tekent zich af door het voorkomen van akkerland. Het hoogste gedeelte hiervan was permanent akkerland, terwijl de lager gelegen randzones, die enkel zeer uitzonderlijk overstroomden, gekenmerkt werden door wisselbouw. Deze percelen werden door een perceelsrandbegroeiing omheind om het vee op het perceel te houden. In het natte meersengebied, dat samen valt met natte kleigronden op de fossiele Leieloop, werd door het graven van de Grijtgracht voor de waterafvoer gezorgd. Er was destijds, voor de uitbreiding van de Gentse agglomeratie in Mariakerke, een duidelijke overgang van dit meersengebied naar de hoger gelegen rand van de overstromingsvlakte. Hier tekende zich een lokale dekzandrug af gekenmerkt door goedgedraineerde, licht lemige zandgronden waarvan het kouter- toponiem op grote bouwlandcomplexen op oude ontgonnen akkerkernen wijst. De overgang naar de kouterrug die naar aanleiding van de Eerste Wereldoorlog de naam Vliegpleinkouter gekregen heeft, is nog waar te nemen. De kronkelwaarden komen in het grondgebruik niet tot uiting omdat het hoogteverschil te gering is. Enkel het perceelspatroon heeft een aanwijzing voor het strookvormige verloop van een kronkelwaard. Het gebied ten zuiden van de Valkenhuishoeve wordt gekenmerkt door kleigronden waar de Leie door meandert. De Leie zelf heet, door de vroeger geregeld voorkomende overstromingen, iets hoger gelegen oeverwallen opgebouwd die iets minder kleiig zijn maar toch steeds onder gras zijn gebleven dan de natte , zware kleigronden van de BO. De gunstige ligging van de donk oefende een aantrekkingskracht uit op de prehistorische mens. Enkele kleine vuurstenen artefacten verwijzen naar de mesolithische jagers. De opgravingen van Plancqaert op het Valkenhuis vermelden een cultuurlaag uit de Bronstijd. Een nederzetting uit de ijzertijd kon zich waarschijnlijk tot in de Merovingische tijd handhaven. Dergelijke nederzettingen waren dikwijls niet meer dan een groepering van enkele houten boerderijen die leefden van landbouw en veeteelt. Ook uit de Romeinse periode zijn er vondsten in de BO. Over de Middeleeuwen is weinig bekend. Het Drongense Hooghe Valckenhuijs bleef lange tijd een vorstelijke verblijfplaats, wellicht met een jachtresidentie. Hoe dit huis er in de Middeleeuwen en late Middeleeuwen uitzag is niet bekend. De woning wordt niet op de huidige plaats van de Valkenhoeve gesitueerd; waarschijnlijk bevond ze zich in het bosareaal ten westen daarvan. Aan het eind van de 17e eeuw was het donk onbewoond. De huidige hoevegebouwen dateren van 1875, maar ondergingen verschillende aanpassingen, oa kort voor 1931. Ze werden recent door de stad Gent opgeknapt en hebben nu een nieuwe functie bij het natuurbeheer van het reservaat Bourgoyen- Ossemeersen. Aan de zuidoostkant van de Bourgoyen bevindt zich een recent opgeknapte molenromp. Reeds in de 12e eeuw was er in de Bourgoyen een molen, mogelijks op dezelfde plaats. Tussen de Grijtgracht en een Leie-arm is er een niveauverschil van zowat 60 cm dat door een watermolen of hoosmolen overbrugd werd. Voor de bouw van de bewaarde molenromp gaf Brandt in 1702 de opdracht. De achthoekige vorm is niet courant, waarschijnlijk lieten de bouwers zich door oudere, houten molens inspireren. Omstreeks 1850 schakelde men op stoomkracht over en daarom werd naast de molen een hoge, vierkante schouw opgetrokken. De trap en de wieken van de molen werden overbodig en verdwenen. Langs de oostzijde van de Bourgoyen loopt een spoorwegdijk van 4m hoog en 700m lang. Gent bekleedt een niet onbelangrijke rol in de ontwikkeling van het Europese spoorwegennet. In 1837 werd de eerste lijn ingehuldigd. Het tracé in de Bourgoyen is echter veel jonger en was van 1922 tot 1955 in gebruik. Aan de andere zijde van het gebied werd in WO I een gedeelte van het Regenbooggebied ingeruild voor de aanleg van een militaire luchthaven. Van daaruit konden de Duitse bezettingstroepen gemakkelijk het front bereiken. Bij hun aftocht ontmantelden en vernietigden ze gedeeltelijk deze infrastructuur. Door de aanleg van dit vliegveld werden talrijke archeologische sporen weggegraven.

Landschapswaarden

Wetenschappelijke waarde

In de Bourgoyen- Ossemeersen kunnen we de volgende gebieden onderscheiden. Vooreerst is er de grote, opgevulde geul van een laatglaciale Leie-arm. Hiervan is het gedeelte met de Grijtgracht, gelegen tegen de noordrand van de Bourgoyen, goed bewaard gebleven. Er komen in het centrale gedeelte van de Bourgoyen hoogten en laagten voor die het resultaat zijn van sedimentatie in de binnenbocht van een riviermeander en worden kronkelwaard- afzettingen genoemd en dateren uit het Laatglaciaal (ca.13000 - 10000BP). Ten slotte komen er in de Bourgoyen een zandig gebied voor dat nooit overstroomd werd en een hoogte van 7,5 meter bereikt waarop de Valkenhuishoeve is gevestigd, een donk genaamd. Aan de overgang van het meersengebied naar de hoger gelegen rand van de overstromingsvlakte tekende zich een lokale dekzandrug af. De overgang naar de kouterrug is nog waar te nemen. De kronkelwaarden komen in het grondgebruik niet tot uiting omdat het hoogteverschil te gering is. Enkel het perceelspatroon heeft een aanwijzing voor het strookvormige verloop van een kronkelwaard. De Leie zelf heeft iets hoger gelegen oeverwallen opgebouwd.

Historische waarde

Oudste vondsten in het gebied zijn op de Valkenhuisdonk gevonden en dateren uit het Midden-Steentijdperk. Uit de meeste daaropvolgende periodes zijn archeologische vondsten gedaan. De achthoekige hoosmolen staat aan de rand van het domein (nu het onthaalcentrum van het reservaat). De huidige valkenhuishoeve dateert uit 1875. Een netwerk van sloten getuigt van de pogingen om de meersen te ontwateren. De meersen zijn inmiddels sterk gedraineerd. De 4 m hoge, oude spoorwegberm uit 1922 is een onderdeel van het gebied.

Esthetische waarde

Het landschap is hoofdzakelijk open waar er uitgestrekte meersen zijn. De oevers van de Leie door het gebied zijn beplant met populieren. De perceelsranden zijn aan de rand van de meersen op sommige plaatsen gedeeltelijk beplant met knotwilgen. Op de donk ligt het Valkenhuis met een bos.

Ruimtelijk-structurerende waarde

De kern van dit gebied is een open meersenlandschap dat door sloten doorsneden is. Op de eerder perifeer gelegen gebieden komt perceelsrandbegroeiing voor. De bewoning is op de hogere, drogere stukken gelegen. Zoals het Valkenhuis op de donk. Ook het Valkenhuisbos komt op de donk voor. De zuidelijk grens van het gebied wordt door de Leiearm, met begeleidende vegetatie, gevormd. De oostelijke grens wordt door de spoorwegdijk gevormd.

Landschapselementen en opbouwende onderdelen

Geomorfologie/hydrografie

Microreliëf:
  • microreliëf
  • talud
Macroreliëf:
  • macroreliëf
  • steilrand
  • markante terreinovergang

donk

Hydrografische Elementen:
  • waterloop
  • rivier
  • vallei
  • meander
  • oude rivierarm
Moerassige gronden:
  • moeras
  • veen
  • rietland

Geologie:

Vlaamse Vallei

Elementen van bouwkundig erfgoed, nederzettingen en archeologie

Landbouwkundig erfgoed:
  • hoeve
  • schuur
  • stal

Valkenhuis

Molens:
  • watermolen

Hoosmolen

Elementen van transport en infrastructuur

Wegenis:
  • weg
  • pad
Spoorweg:
  • verlaten spoorweg
Waterbouwkundige infrastructuur:
  • grachtenstelsel

Elementen en patronen van landgebruik

Puntvormige elementen:
  • bomengroep
  • solitaire boom
Lijnvormige elementen:
  • bomenrij
  • houtkant
  • hagen
  • knotbomenrij
  • perceelsrandbegroeiing
Kunstmatige waters:
  • vijver
Topografie:
  • repelvormig
  • onregelmatig
Historisch stabiel landgebruik:
  • meersen
Typische landbouwteelten:
  • hoogstam

populier

Bos:
  • naald
  • loof
  • broek
  • middelhout
  • hooghout
  • struweel
Bijzondere waterhuishouding:
  • vloeiweide

Opmerkingen en knelpunten

Het gebied is volledig ingesloten door bewoning, recreatiegebieden, de ringvaart, de N466 en een pompstation. Deze zijn opvallend in de vista’s aanwezig. Naast de weekendverblijven die zich aan de Oude Leiearm bevinden, zijn er nog storende gebouwen meer aan de rand van het gebied aanwezig, oa een grootwarenhuis.