Oude Scheldemeander van Overmere- Donk en Berlare Broek

Ankerplaats ID:A40026

Landschap

Omschrijving

Deze ankerplaats ligt ten westen van Berlare, aan de linkeroever van de Schelde. Waarschijnlijk vond in het begin van het Laatglaciaal (15 500 tot 11 500 jaar geleden) de overgang plaats van een verwilderd naar een meanderend rivierpatroon. De oorzaak van de overgang was het milder wordende klimaat en de toename van de plantengroei, waardoor de vegetatie verdichtte en de erosie afnam. Aan de buitenkant van de bochten vindt een uitschuring plaats, aan de binnenkant afzetting van materiaal. Hierdoor verlegt de rivier geleidelijk haar loop in de richting van de buitenkant van de bochten. Uitschuring en afzettingen gebeuren vooral bij extreem hoge waterstanden, waarbij in de binnenbocht zogeheten sikkelbanken worden gevormd. Die zijn als lage, gebogen ruggen in het landschap zichtbaar. Vooral tussen Gent en Dendermonde heeft de Schelde uit die periode een groot aantal fossiele meanderbochten achtergelaten, bijvoorbeeld die van Overmere- Donk, Kalken en Laarne- Damvallei. De overgang van een verwilderd naar een meanderend rivierpatroon ging gepaard met een insnijding, waardoor de toenmalige Scheldevlakte enkele meters beneden het algemene opvullingsniveau van de Vlaamse Vallei kwam te liggen. Die insnijdingsfase was bepalend voor het uitzicht van de huidige riviervlakte, omdat latere riviererosie en

  • afzetting zich grotendeels beperkten tot het gebied binnen de

laatglaciale overstromingsvlakte. Hierdoor komen de grenzen van de laatglaciale riviervlakte langs een groot deel van de Schelde overeen met die van de huidige alluviale vlakte. De hoogte in de alluviale vlakte van de Schelde varieert tussen de 3 à 4 meter boven zeeniveau. De afgevlakte zandige donken hebben een hoogte tussen de 4 en 5 meter. De duinen binnen de riviervlakte zouden later als hogere, drogere donken midden in het vochtige alluvium vestigingsplaatsen bij uitstek vormen voor de mens. Veel van die duinmassieven vormen nu trouwens nog steeds felbeheerde locaties voor luxueuze villawijken. De afsnijding van de meander van Overmere had ongeveer 10 000 jaar geleden plaats, toen nam de veenvorming een aanvang. Duizenden jaren verliepen vooraleer de meander volledig opgevuld was door dit verlandingsproces. Dit gebied bleef praktisch onaangeroerd tot de tweede helft van de 17e eeuw. Slecht op het eind van de 17e eeuw begon men begon met turf te steken. Volgens Mys gebeurde dit het eerst in het oostelijke deel van de meander omdat er in de onmiddellijke omgeving woonkernen voorkwamen. De ontginning werd nadien in het Donkmeer voortgezet. Er werd zelfs nog turf gestoken tijden de oorlogsjaren. Toch moet de ontginning na 1850 wel heel beperkt geweest zijn, aangezien uit oude kaarten blijkt dat de vorm van het Donkmeer sindsdien weinig veranderd is. Er werd herhaaldelijk gepoogd het gebied droog te leggen om vruchtbare landbouwgronden te verkrijgen. In 1862 werd een pompgemaal geplaatst ter hoogte van het Schuitje. Wegens de grote diepte kon het Donkmeer niet volledig ontwaterd worden. Op oude kaarten uit de 17e eeuw is er geen spoor van een meer; op de plaats van het huidige meer worden boerderijen , percelen en zelfs een rechthoekige vijver, ‘die Coye’ aangeduid. De twee nu nog bestaande beken, de Kappelbeek en de Tweegootsloot, vindt men wel terug. Dit betekent dat het meer voor de 17e niet bestond. Het turf, dat onstaan is door de verlanding van de Scheldearm, was voor de boeren een waardevolle brandstof en werd vooral in de 17e en 18e eeuw opgegraven. Men schat dat in totaal 6 000 000 m3 ontgonnen werd. Waar deze turf weggehaald werd, ontstonden er putten. De aaneenschakeling hiervan, samen met enkele overstromingen, van de Schelde, verklaart het ontstaan van het Donkmeer. Op de Ferrariskaart kan men enkele grote vijvers terugvinden op de plaats van de Donk, Ferraris vermeldt in zijn verslag ook de turfwinning. Op latere kaarten, o.a. op de topografische kaart van Van der Maelen, vindt men een meer dat groter dan het huidige was. Dit veranderde weer in 1862, toen zodanig veel water uit het meer en uit de omgeving werd weggepompt dat 180 ha landbouwgrond gewonnen kon worden. Een enorme verlanding was daarvan het gevolg. De oppervlakte en diepte van het meer waren dus gedurende de laatste eeuwen erg wisselend, ook wel doordat het meer steeds in verbinding bleef met de Schelde. De Donk is, samen met het gebied errond, steeds privé- eigendom geweest. Dit betekent dat elke eigenaar zijn eigen ideeën had over de toegankelijkheid voor het publiek, over de toestemming om te vissen enz. In het begin van deze eeuw zag het meer er dan ook totaal anders uit dan nu: er waren uitgestrekte rietkragen. De toenmalige eigenaar beheerde de eendekooi. Midden de jaren 1950 was het gebied in hadden van een door de drie betrokken gemeenten opgerichte ‘Intercommunale voor Exploitatie van het Donkmeer’. Vanaf dat moment begon een toeristische uitbating van het meer en de omgeving. Dit verhoogde de druk op het meer. Op topografische kaarten herken je onmiddellijk het toeristische deel van het Donk. Er zijn asfaltwegen en er is vooral door de horeca- sector veel gebouwd. In 1972 startte naast het meer, in het zuidwesten, een 75 ha grote zandwinning, eigendom van DDS: Intercommunale Durme-Dender- Schelde. Hierdoor daalde het waterpeil van de Donk meermaals, zodat toevoeging van Scheldewater nodig was. De intercommunale voor het Donkmeer werd ontbonden en er ontstond een ‘Regie van het Donkmeer’. Die is vooral bekommerd om de instandhouding van de visrecreatie. Ondertussen stopte ook de DDS met de zandwinning en plande men voor dit gebied een nieuw recreatiecentrum. De Parijse familie Bouilliers bouwde in 1778 een streng - classicistisch buitenverblijf op een domein naast de Schelde. Rond 1835 kreeg de voorgevel een tweede resaliet en werd er wat bijgebouwd. Rond het kasteeldomein ligt het park dat heel wat merkwaardige bomen bezit. Het kasteel is via een mooie dreef met het dorp Uitbergen verbonden; deze dreef loopt parallel met de Schelde.

Landschapswaarden

Wetenschappelijke waarde

Dit gebied bestaat uit verschillende eenheden : 1. Oude Scheldeloop, Donkmeer: de oude meander is verdwenen door vervening, er bevinden zich smalle venige stroken binnen de meander. In het westelijke deel van de meander zijn oeverwallen terug te vinden. 2. Meersen, vlak gebied: bestaat zowel uit fluviatiel alluvium (Berlare Broek) en estuarien alluvium (langs de Schelde). 3. Kronkelwaard: duinen van Donk en elf sikkelbanden (talrijke lage parallelle ruggen tussen de veengeultjes), Er komen talrijke oeverwallen voor.

Historische waarde

Heel belangrijk in dit gebied zijn de turfontginningen. Het Donkmeer en ook Berlare Broek zijn ontstaan door turfsteken, dit begon op het einde van de 17de eeuw in het oostelijke deel van de meander. In de eerste helft van de 19de eeuw werd het westelijke deel ontgonnen. Toestand op Ferraris: verschillende vijvers in het oostelijke deel van de meander, moerassen in het westelijke deel. Op de kaart van Van Der Maelen wordt heel de meander als wateroppervlak aangeduid, nu is het wateroppervlak onderbroken. De huidige toestand van de vijver en omgeving is te zien vanaf de kaart MGI 1/20,000 (ca. 1949).

Esthetische waarde

Het gedeelte van Berlarebroek ligt onder bos, in een lange, smalle zone die overeenkomt met de vroegere meander. Er zijn nog resten van vijvers en moerassen aanwezig. De vorm van de oude meander duidelijk herkenbaar op de orthofoto en in het landschap. Ten zuiden van het Donkmeer, ligt de zandwinningsput. Daarrond komen bospercelen voor. Nog meer naar het zuiden komt een gecompartimenteerd landschap voor; akkers met perceelsrandbegroeiing en bospercelen.

Sociaal-culturele waarde

Het Donkmeer heeft een grote toeristische waarde. Rond het meer zijn er vele palingrestaurants,

Ruimtelijk-structurerende waarde

In het oostelijke deel komt een strookvormig broekbos voor. De oude scheldemeander structureert de percelering en het voorkomen van de turfputjes. Het dorp is op een hogergelegen donk gevestigd; ten westen van het dorp ligt het Donkmeer.Dit is de grootste turfput, deze ligt eveneens in de loop van de voormalige scheldearm.

Landschapselementen en opbouwende onderdelen

Geomorfologie/hydrografie

Microreliëf:
  • microreliëf
  • talud
Macroreliëf:
  • macroreliëf
  • steilrand

donk

Hydrografische Elementen:
  • waterloop
  • vallei
  • meander
  • oude rivierarm
Moerassige gronden:
  • moeras
  • veen
  • rietland

Geologie:

Vlaamse Vallai

Elementen van bouwkundig erfgoed, nederzettingen en archeologie

Koeren en hovingen:
  • park

Kasteel van Uitbergen

Kastelen, landgoederen en aanhorigheden:
  • kasteel
  • muur

Kasteel van Uitbergen

Klein historisch erfgoed:
  • eendenkooi

Elementen van transport en infrastructuur

Wegenis:
  • weg
  • pad
Waterbouwkundige infrastructuur:
  • dijk
  • pompgemaal
  • grachtenstelsel

Elementen en patronen van landgebruik

Lijnvormige elementen:
  • bomenrij
  • knotbomenrij
  • perceelsrandbegroeiing
Kunstmatige waters:
  • turfput
  • vijver
Topografie:
  • repelvormig
  • blokvormig
Historisch stabiel landgebruik:
  • meersen

No

Typische landbouwteelten:
  • hoogstam
Bos:
  • loof
  • broek
  • middelhout
  • hooghout
  • struweel

Bijzondere waterhuishouding:

Opmerkingen en knelpunten

Reeds van tijdens de jaren 1920 was dit gebied een toeristische trekpleister. Midden de jaren ‘50 was het gebied in hadden van een door de drie betrokken gemeenten opgerichte ‘Intercommunale voor Exploitatie van het Donkmeer’. Vanaf dat moment begon een toeristische uitbating van het meer en de omgeving. Dit verhoogde de druk op het meer. Op topografische kaarten herken je onmiddellijk het toeristische deel van het Donk. Er zijn asfaltwegen en er is vooral door de horeca- sector veel gebouwd. In 1972 startte naast het meer, in het zuidwesten, een 75 ha grote zandwinning, eigendom van DDS: Intercommunale Durme-Dender- Schelde. Hierdoor daalde het waterpeil van de Donk meermaals, zodat toevoeging van Scheldewater nodig was. De intercommunale voor het Donkmeer werd ontbonden en er ontstonden ‘Regie van het Donkmeer’. Die is vooral bekommerd om de instandhouding van de visrecreatie. Ondertussen stopte ook de DDS met de zandwinning en plande men voor dit gebied een nieuw recreatiecentrum.