Valleien van Itterbeek en Eetsevelderbeek van Gruitrode tot Opitter

Ankerplaats ID:A70038

Landschap

Omschrijving

In Gruitrode en Opitter ligt het brongebied van de Itterbeek, op de overgang van het Kempens Plateau naar de Vlakte van Bocholt. Dergelijke overgangszone wordt gekenmerkt door een eigen dynamiek. Naast een gevarieerd bodemgebruik en waardevolle, cultuurhistorische elementen bezit het landschap hier een erg uitgesproken reliëf. Het wordt in de streek wel eens Klein Zwitserland genoemd. De Itter en haar zijbeken sneden smalle valleien uit in het Kempens Plateau. Het grondwater, dat in de ondergrondse lagen van het plateau opgeborgen zit, komt er aan de oppervlakte in talrijke bronnen of sprinken. De eerste zijbeek van de Itter is de Baatsbeek. Vooraleer het plateau te verlaten vloeien Itter- en Eetsevelderbeek samen ter hoogte van de Pollismolen, waar een diepe geul de plateaurand doorsnijdt. Het plotse hoogteverschil aan de noordoostrand van het plateau is in feite het gevolg van de zogenaamde Feldbissbreuk. Langs deze breuklijn in de geologische lagen kwam de Vlakte van Bocholt gemiddeld zo’n 30 meter lager te liggen. Het is één van de breuken op de zuidrand van de Slenk van Roermond. De laatste zware aardbevingen langs de Feldbissbreuk zouden dateren uit de jaren 430-940. Zoals ook elders op het Kempens Plateau geven de valleien het algemeen stramien aan waarlangs de vestigingen plaatsvonden. Het valleigebied ligt ingesloten tussen de nederzettingen Gruitrode, Eetseveld en Neerglabbeek. Er komen archeologica voor. Landschappelijk vormt de Itterbeek ook de overgang tussen het landbouwgerichte noordwesten en de Solterheide ten zuidoosten. Hoewel de oorspronkelijke heide daar is verdrongen door naaldbossen en akkers, worden in wegbermen, kapvlakten of brandgangen toch heiderelicten teruggevonden. Noordwestelijk, op de Nijsenberg en de Steenberg, voeren velden en weiden de boventoon, waartussen verspreide hoeves staan en loofbosjes voorkomen. Houtkanten schermen tal van landbouwpercelen af. De van oudsher gedeeltelijk beboste plateaurand geeft wijdse uitzichten op het natter en open grasland- en akkerbouwgebied in de Vlakte van Bocholt. De oudere akkers in de regio bezitten plaggenbodems. De eolische dekzandpaketten zijn dunner op het plateau dan op het laagland. Vooral op de plateaurand zijn ze het dunst en soms zelfs verdwenen. Daardoor hebben de dekzanden zich vermengd met de onderliggende grindlagen, wat vooral zichtbaar is op de akkers ten gevolge van het ploegen en meteen ook het toponiem Steenberg verklaart. De oudste lagen in de ondergrond, uit het Tertiar, liggen onder het grind, zijn zandig van structuur en worden in enkele groeves ontgonnen. In de Kempense beekvalleien werden van oudsher vochtige beemden als hooi- en weiland in cultuur gebracht. Rond 1830 tot 1940 werd het merendeel van de Itterbeekvallei als dusdanig ingenomen. Een grachtenstelsel maakte de ontwatering mogelijk. Er kwamen ook bevloeide, zogenaamde waterbeemden voor. Volgens recent onderzoek was dit een zeer algemene, vele eeuwen oude en door de Kempense landbouwers toegepaste bevloeiing van grasland. Langs de Itter werd bevloeid in Neerglabbeek en in Oppitter aan de Pollismolen. Het hooiland aan de Pollismolen is nog een schaars voorbeeld van een goed bewaarde, in bedden aangelegde bevloeiing op veengrond.Na de tweede wereldoorlog vielen veel van de hooilanden in onbruik. Zij werden aangeplant met populieren, verruigden tot rietlanden of evolueerden terug tot elzenbroekbossen of laagvenen. De beekvalleien zijn hier immers bijna volledig opgevuld met veenbodems. Door regelmatige zuiveringen en deels ook door natuurlijke afzet werd de beekloop ingedamd tussen oeverwallen. In de moerassige laagten erlangs bleef de vervening verdergaan. Op de Vlakte van Bocholt ontbreekt dit bodemtype volledig. De hogere valleiflanken en toppen worden ingenomen door historisch stabiele loof- of thans ook naaldhoutbossen, met plaatselijke overgangen van venig, voedselarm berkenbroekbos. Op de hellingen van de valleien en langs de plateaurand gaf het landgebruik aanleiding tot de vorming van talloze taluds en holle wegen. De oude wegverbindingen werden uitgeschuurd door het eeuwenlang gebruik van hooiwagens en molenkarren. In Opitter lagen niet minder dan vier watermolens: de Rooiermolen, de Pollismolen, de Stalsmolen en de Vinckemolen, omwille van haar ligging ook wel Kasteelmolen genoemd. Op de plaats van het voormalige kasteeltje staat nu een recreatie- en ontmoetingscentrum. Vlakbij ligt nog het park Itterdal, in Engelse landschapstijl, met merkwaardige boomsoorten, een vijvercomplex en vele bloemrijke delen. In het centrum van Opitter voert een kerkwegel van de pastorie in strakke Maasstijl naar de gotische Sint-Trudokerk. Het ensemble van gebouwen vormt met het kerkhof, de pastorietuin, de ommuringen en de open pleintjes (voormalige dries) aan weerszijden een gaaf dorpszicht. In Gruitrode vestigden zich begin 15de eeuw de Ridders van de Duitse Orde, die er een monumentale waterburcht met kasteelhoeve in Maasstijl uitbouwden, afhankelijk van de balije Alden Biezen. Hoewel slechts een deel ervan overbleef en verbouwd werd, beheerst de commanderij nog steeds op imposante wijze de Itterbeekvallei. Door haar ligging vormt zij een centraal element in het landelijke kader van bomenrijen, bossen en dreven tegen de valleiflanken. Hogerop in het dorpscentrum staat de Sint-Gertrudiskerk. Het wederkerig zicht tussen beide werd begrensd door de inplanting van een cultureel centrum aan het dorpsplein. Van belang is ook het recreatieve aspect van het valleigebied. De golf van weekendhuisjes met bijhorende vijvers is gelukkig over zijn hoogtepunt heen. Minder ingrijpende, zachte recreatievormen maakten de laastste jaren opgang. De regio is aantrekkelijk door zijn variatie aan landschappelijk erfgoed en leent zich tot fiets- en wandeltoerisme, waartoe verschillende routes werden uitgestippeld. Het belevingsgerichte Pollispad bijvoorbeeld voert jong en oud doorheen de rijke afwisseling van reliëf en begroeiing. Bijzonder tijdens een lentewandeling bezit het elzenbroek een uitbundige voorjaarsbloei. Op het domein van de fraai gerestaureerde en nog enig operationele Pollismolen bevinden zich verder een bosmuseum, ecologische tuin en boomgaard.

Landschapswaarden

Wetenschappelijke waarde

Het valleigebied van de Itter- en Eetsevelderbeek ligt op de overgang van het Kempens Plateau naar de Vlakte van Bocholt en wordt gekenmerkt door een eigen dynamiek. Het bezit een uitgesproken reliëf en verscheiden gradiënten (bodem, vochtigheid enz.), die aanleiding geven tot een gevarieerde begroeiing met waardevolle vegetaties. Het plotse hoogteverschil aan de noordoostrand van het plateau is het gevolg van de zogenaamde Feldbissbreuk. De smal uitgesneden beekvalleien vertonen talrijke bronnen of sprinken en zijn bijna volledig opgevuld met veenbodems.

Historische waarde

De beekvalleien geven het algemeen stramien aan waarlangs de vestigingen plaatsvonden. Zij bepaalden mede het landgebruik en het voorkomen van waardevolle cultuurhistorische elementen. Niet alleen is de Itterbeekvallei met zijn vier watermolens rijk aan industrieel-archeologisch erfgoed, maar aansluitend omvatten Opitter en Gruitrode belangrijke monumenten en typische dorpszichten. In de beekvalleien werden van oudsher vochtige beemden als hooi- en weiland in cultuur gebracht. Er kwamen ook bevloeide, zogenaamde waterbeemden voor. Het hooiland aan de Pollismolen is nog een schaars voorbeeld van een goed bewaarde, in bedden aangelegde bevloeiing op veengrond. Het eeuwenlang gebruik van hooiwagens en molenkarren gaf aanleiding tot de vorming van taluds en holle wegen. Landschappelijk vormt de Itterbeek de overgang tussen de Solterheide ten zuidoosten en het meer landbouwgerichte noordwesten, waar weiden en velden de boventoon voeren, afgewisseld met houtkanten, verspreide hoeves en loofbosjes. Op de hogere valleiflanken en de plateaurand komen historisch stabiele loof- of thans ook naaldhoutbossen voor.

Esthetische waarde

De rijke afwisseling van moerassen, bossen en bloemenrijke hooilanden in de valleien en de half-open zowel als gesloten landschappen op de plateaudelen geven het gebied een hoge belevingswaarde. Bijzonder tijdens een lentewandeling bezit het elzenbroek een uitbundige voorjaarsbloei. Aantrekkelijk is hier vooral ook het uitgesproken reliëf en de variatie aan cultuurhistorische elementen met watermolens, holle wegen, fraaie monumenten en dorpszichten. De plateaurand biedt verder wijdse uitzichten op de meer open Vlakte van Bocholt.

Sociaal-culturele waarde

Zachte recreatievormen maakten hier de laastste jaren opgang. De regio is aantrekkelijk door zijn variatie aan landschappelijk erfgoed en leent zich tot fiets- en wandeltoerisme, waartoe verschillende routes werden uitgestippeld. Op het domein van de fraai gerestaureerde en nog enig operationele Pollismolen bevindt zich een bosmuseum. Vlakbij ligt het toegankelijke park Itterdal.

Ruimtelijk-structurerende waarde

De plateaurand en de valleien van de Itter- en Eetsevelderbeek waren hier bepalend voor de opbouw en organisatie van het landschap.

Landschapselementen en opbouwende onderdelen

Geomorfologie/hydrografie

Microreliëf:
  • microreliëf
  • talud

o.a. oeverwallen

Macroreliëf:
  • macroreliëf
  • steilrand
  • markante terreinovergang
  • holle weg

o.a. noordoostrand van het Kempens Plateau

Hydrografische Elementen:
  • beek
  • vallei
  • meander

Itterbeek, Eetsevelder- of Wijshagerbeek, Baatsbeek, bronnen of sprinken

Moerassige gronden:
  • moeras
  • veen
  • rietland

vochtige beemden

Geologie:
  • ontsluitingen

Andere:

Elementen van bouwkundig erfgoed, nederzettingen en archeologie

Koeren en hovingen:
  • tuin
  • park

o.a. pastorietuin Opitter, park Itterdal

Nederzettingspatronen:
  • nederzettingspatroon
  • dries
  • plein
  • gehucht

valleisites Gruitrode en Opitter met dorpspleinen, valleirandsites Eetseveld en Neerglabbeek

Kastelen, landgoederen en aanhorigheden:
  • kasteel
  • toren
  • landgoed
  • muur
  • omheining
  • kasteelgracht

commanderij van Gruitrode

Landbouwkundig erfgoed:
  • hoeve
  • schuur
  • stal
  • wagenhuis

o.a. kasteelhoeve commanderij Gruitrode

Molens:
  • watermolen

Rooiermolen, Pollismolen, Stalsmolen, Vinckemolen of Kasteelmolen

Kerkelijk erfgoed:
  • kerk
  • kapel
  • pastorie

o.a. Sint-Gertrudiskerk, Sint-Trudokerk met kerkhof

Klein historisch erfgoed:
  • kruis

ommuringen

Archeologische elementen:

Elementen van transport en infrastructuur

Wegenis:
  • weg
  • pad
  • kerkwegel

o.a. historische verbindingen tussen beemden, molens en nederzettingen

Waterbouwkundige infrastructuur:
  • dijk
  • sluis
  • grachtenstelsel
  • stuw

waterbouwkundige infrastructuur in de beemden en aan de molens

Elementen en patronen van landgebruik

Puntvormige elementen:
  • bomengroep
  • solitaire boom
Lijnvormige elementen:
  • dreef
  • bomenrij
  • houtkant
  • houtwal
  • hagen
  • knotbomenrij
Kunstmatige waters:
  • poel
  • vijver
Topografie:
  • onregelmatig
Historisch stabiel landgebruik:
  • permanent grasland
  • plaggenbodems
  • heide

o.a. vochtige hooi- en weilanden, bevloeid hooiland, heiderelicten

Typische landbouwteelten:
  • hoogstam
Bos:
  • naald
  • loof
  • broek
  • hakhout
  • hooghout
  • struweel
Bijzondere waterhuishouding:
  • ontwatering
  • vloeiweide
  • watering

bevloeid hooiland

Opmerkingen en knelpunten

De weekendhuisjes in de beekvalleien zijn landschapsverstorend en moeten geweerd worden. De grote golf van buitenverblijfjes is weliswaar over zijn hoogtepunt heen, maar toch heeft de aanleg van de klassieke vijvers zware gevolgen voor de bodemstructuur en de waterhuishouding. Het wederkerig zicht tussen de commanderij en kerk van Gruitrode werd begrensd door de inplanting van een cultureel centrum aan het dorpsplein. De recente bebouwing levert geen bijdrage tot de landschapswaarden.