Bellebargiebos en Lembeekse bossen

Ankerplaats ID:A40006

Omschrijving

Deze bossen maken deel uit van een bosgordel die voor het grootste gedeelte op Kaprijke en minder op Waarschoot, er is nog een uitloper naar Oosteeklo toe. Deze bosgordel is op de dekzandrug Maldegem-Stekene gelegen. Deze zandige bodem is een restant van een oude stuifduin. Deze zandrug is grotendeels herkenbaar in het landschap door de licht hogere ligging. De Lembeekse bossen zijn duidelijk geen aaneengesloten bossencomplex, maar een eerder versnipperd bos waartussen weiden en akkers voorkomen. Een groot deel van deze bossen bestaan uit een slecht onderhouden en monotoon naaldbos. De Bellebargiebossen- Kwadebossen zijn loofbossen die gezonder en beter onderhouden zijn. Het is in dit bos dat de bekende ‘bevende hazelaar’ staat. Een aantal overgangen tussen de loof- en naaldbossen en open ruimten langs de Burggravenstroom zijn ecologisch erg waardevol. Dit gebied wordt gekenmerkt door oude ontginningen met een percelering bestaande uit ofwel een geordende mozaïek van blokken en stroken ofwel uit een dominantie van gelijkgerichte stroken. Daarnaast komen er jong ontgonnen gedeelten voor met een planmatige verkaveling in dambordvorm en waarvan de hoofdassen samenvallen met wegen en bosdreven. Tijdens de vroege middeleeuwen was het ontgonnen areaal beperkt. Er deed zich een geleidelijke Germaanse kolonisatie voor van de streek met stichting van een aantal nederzettingen (-gem toponiemen) doch tot ca. 1000 bleef het natuurlandschap, uit bossen en wastina bestaande, overheersen. De ‘terra inculta’ of ‘wastina’ was opvallend in het landschap aanwezig, naast heide trof met er ook nog struikgewas aan, vooral berkenopslag. De bodem was er drassig omwille van de grote dichtheid van de klei en het ontbreken van afwateringsgrachten. De grote ontginningen namen vanaf de 11e eeuw een aanvang en kenden hun hoogtepunt in de 12e en 13e eeuw. Onder meer door usurpatie van gronden van de Franse koning vanaf de 9e eeuw waren de graven van Vlaanderen de belangrijkste grootgrondbezitters geworden. Vooral tussen 1215 en 1250 is de demografische druk er groot en dit zet aan tot het verder ontginnen van de wastines. De graaf verkocht zijn gronden en liet anderen het werk opknappen. De uitgestrekte wastines en een groot deel van de boskernen worden onder handen genomen. In bepaalde gevallen ontstonden kolonistendorpen, maar in de meeste gevallen waren ze kleiner van opzet (gehuchten). Ook lekenheren en abdijen waren actief. Deze ontginningsgolf komt in het midden van de 13e eeuw tot stilstand. Dit had meerdere oorzaken; het marginale karakter van deze gronden, de hoge investeringskosten, het afnemen van de bevolkingsdruk en het protest van de plaatselijke bewoners omdat het in oorsprong gemeenschappelijke gronden waren die voor begrazing gebruikt werden. Op de heidevelden graasde het vee waarvan de mest verzameld werd om als mest op de akkers te gebruiken. Het steken van plaggen of zoden op de heide was een algemeen gebruik; deze werden gedroogd en als brandstof gebruikt. De as ervan diende als meststof. Het hout dat gekapt werd, werd door de pachter of eigenaar zelf gebruikt ofwel openbaar verkocht tijdens de ‘passeringhe’. Vanaf de 18e eeuw werd dit aangekondigd via affichering. Tegen het eind van de 18e eeuw werden de velden massaal in akkers omgezet. Er werden houtkanten en/of bomenrijen rond deze landbouwgronden aangeplant, andere grote stukken werden dan weer bebost maar dit keer met naaldhout. De ontginningen gebeurden in een dambordpatroon, dit is nog steeds in het landschap te herkennen. De veldgebieden ten zuiden van Lembeke zijn op de Ferrariskaarten kleiner en meer versnipperd dan de grote veldgebieden Maldegemveld en Bulskampveld. In de 15e eeuw kapte men in de bossen veel brandhout, dat men met trekschuiten (‘bargiën’) langs het Vaardeken, de Burggravenstroom, Het Brakkeleiken en de Lieve naar Gent bracht. De naam ‘Bellebargiebos’ zinspeelt op die economische activiteit. De bossen waren ten tijde van Ferraris nog uit loofhout samengesteld. De familie ‘van den Hecke’ was in die tijd een van de belangrijkste promotors van nieuwe aanplantingen met Grove den op de resterende velden. De bossen ten zuiden van de Burggravenstroom, de Bellebargiebossen of ook nog Bakkersbossen of Kwaddebossen genoemd, bleven tot begin de 19e eeuw eigendom van een kloostergemeenschap, en bewaarde haar middenhoutstructuur. De Lembeekse bossen werden echter door enkele grootgrondbezitters aangekocht en die maakten er homogene naaldbossen van. De Grove den neemt er een belangrijke plaats in, het hout ervan werd verwerkt om in de Kempense of Waalse steenkoolmijnen te gebruiken. De Burggravenstroom was, samen met het ‘Kaprijks Vaardeken’ een belangrijke bevoorradingsweg voor Gent. De gemeente Kaprijke kende daardoor een belangrijke economische bloei. Op enkele plaatsten is de Burggravenstroom nog vrij breed maar hij is grotendeels vervallen tot een smalle, aan zijn lot overgelaten gracht. Er zijn nog enkele reliëfsverschillen die ontstonden door het uitgraven en onderhouden van deze waterweg. Een groot deel van de Burggravenstroom is begrensd door akkers en weiden, die op sommige plaatsen omzoomd zijn door houtkanten en houtwallen. In het Meistraatje, een zandweg van Oostmoer naar de Lembeekse bossen, staat de kapel van de ‘Bevende Hazelaar’, een thans gehavende Kleinbladige linde met houten kapelletje met datum 1494 erop. Volgens de legende kwam op deze plaats de zoon van Filips Van Kleef, aanvoerder van de Gentenaars in de strijd tegen Maximiliaan van Oostenrijk, gedood of vermoord en in het geheim begraven. Een boom moest de plaats aanduiden. Na 500 jaar is het nog steeds een bedevaartsoord met processie in de meimaand.

Landschapswaarden

Wetenschappelijke waarde

Deze bosgordel is op de dekzandrug Maldegem-Stekene gelegen. Deze zandige bodem is een restant van een oude stuifduin. Deze zandrug is grotendeels herkenbaar in het landschap door de licht hogere ligging.

Historische waarde

De bossen zijn duidelijk herkenbaar op Ferraris (ca.1775), kleine versnipperde bospercelen zijn in gesloten landschap geleden, daartussen liggen kleine percelen heidegebied. Op Vandermaelen (ca.1850) en MGI 1/20,000 (ca. 1949) is het bos opgeveer herkenbaar in de huidige vorm. De gebieden boven de Burggravenstroom, een bevoorradingskanaal voor Gent, bestaan voornamelijk uit naaldbos. Dit sinds de 18e eeuw. De Bellebargiebossen hebben hun middenhoutkarakter nog enigszins bewaard.

Esthetische waarde

De bospercelen zijn in een overwegend open landschap gelegen. Ze hebben een regelmatig patroon die door de dambordwijze van ontginnen veroorzaakt werd. Tussen de bospercelen liggen weiden en akkers die door houtkanten afgezoomd word, dit vormt gecompartimenteerd landschap.

Sociaal-culturele waarde

De kapel van de ‘Bevende Hazelaar’, is een thans gehavende Kleinbladige linde met houten kapelletje met datum 1494 erop. Volgens de legende kwam op deze plaats de zoon van Filips Van Kleef, aanvoerder van de Gentenaars in de strijd tegen Maximiliaan van Oostenrijk, gedood of vermoord en in het geheim begraven. Een boom moest de plaats aanduiden. Na 500 jaar is het nog steeds een bedevaartsoord met processie in de meimaand.

Ruimtelijk-structurerende waarde

De bossen zijn op de dekzandrug Maldegem- Stekene gelegen, op een lichte verhevenheid. Door deze bebossing valt de ligging van deze dekzandrug op in het landschap.Deze droge gronden waren immers minder voor landbouw geschikt. Het betreft hier een gesloten, deels bebost gebied. Het wegen- en verkavelingspatroon heeft nog dezelfde structuur als de 18e eeuwse dambordvormige ontginningen. De dreven doorsnijden het bos. Rond de Burggravenstroom liggen akkers en weilanden die met perceelsrandbegroeiing zijn afgeboord. Het wegen- en slotenpatroon zijn overblijfselen van de ontginningswijze van dit veldgebied. Ze zijn ruimtelijk structurerend en zorgen voor een gecompartimenteerd landschap.

Landschapselementen en opbouwende onderdelen

Geomorfologie/hydrografie

Microreliëf:
  • microreliëf
  • talud
Hydrografische Elementen:
  • waterloop

Burggravenstroom

Elementen van bouwkundig erfgoed, nederzettingen en archeologie

Kerkelijk erfgoed:
  • kapel

Kapel ‘O-L-V van de Bevende Hazelaar’

Elementen van transport en infrastructuur

Wegenis:
  • weg
  • pad
Waterbouwkundige infrastructuur:
  • pompgemaal

Elementen en patronen van landgebruik

Lijnvormige elementen:
  • dreef
  • bomenrij
  • houtkant
  • knotbomenrij
  • perceelsrandbegroeiing
Kunstmatige waters:
  • vijver
Topografie:
  • blokvormig
  • historisch stabiel
Bos:
  • naald
  • loof
  • hakhout
  • middelhout
  • hooghout

Opmerkingen en knelpunten

Het Scheutbos wordt in de nabije toekomst verkaveld, de oprukkende bewoning is een bedreiging voor deze versnipperde bosgordel. De naaldbossen zijn ecologisch armer, niet- streekeigen en niet zo goed onderhouden.