Krekengebied Assenede

Ankerplaats ID:A40005

Omschrijving

Het krekengebied van Assenede, in het noorden van de provincie Oost-Vlaanderen, strekt zich uit tussen de Graaf- Jansdijk in het westen (hier Kapelledijk genoemd), de woonkern Assenede in het zuiden en de Nederlandse kernen Sas van Gent en Philippine respectievelijk ten oosten en ten noorden van deze ankerplaats gelegen. Door zware overstromingen van het einde van de 14e eeuw, werd het krekengebied eerst tot een kustvlakte omgevormd en later, door antropogene beïnvloeding, heringedijkt met vorming van polders. De complexe overstromingsgeschiedenis heeft sporen in het landschap nagelaten. Zo zijn er diverse krekenpatronen en dijkdoorbraken met wielen. Het ganse krekengebied is een puzzel van geulen, grachten, kanaaltjes, bredere bekkens, wielen, plassen en plasjes. De Rode Geul, de Grote Geul en de Grote Kil zijn de belangrijkste open kreken, zij maken deel uit van het waternetwerk in dit krekengebied. Via de Vlietbeek en Isabellabeek ontwateren deze kreken in het Leopoldskanaal. Om het ontstaan van de polders met zijn kreken te kunnen situeren moet men terug in de tijd. Het hele gebied behoort tot de Vlaamse Vallei, een paleovallei, die 25 000 jaar geleden, bij de aanvang van het Boven-Pleni-Glaciaal, nagenoeg volledig met puin, dat door verwilderde rivierstelsels werd aangevoerd, opgevuld werd. Toen op dat moment de fluviatiele activiteit daalde steeg de eolische activiteit. Hierdoor ontstonden de dekzanden, die hoofdzakelijk van lokale oorsprong waren. Ze ontstonden door eolische herwerking van de fluviatiele afzettingen uit het Onder- en het Boven-Pleni-Weichseliaan (65000 tot 13000 BP). De dekzanden worden in de Vlaamse Vallei in parallelle ruggetjes afgezet. Het Tertiaire substraat ligt onder een meer dan twintig meter dik pakket van jong-Kwartaire sedimenten bedolven. De huidige poldergrens komt overeen met de meest landinwaarts gelegen kustlijn. Deze liep dikwijls tot aan een dekzandrug, die een natuurlijke barrière tegen mariene overstromingen vormde. Deze zandruggen konden op verschillende plaatsen doorgeslagen worden met het ontstaan van donken tot gevolg. Het jonge polderlandschap, op mariene kleien en zanden, is tijdens de voorbije eeuwen uit de zee geboren. In het zuiden wordt het door een ketting van dijken van een veel ouder landschap op dekzanden, het Meetjesland, afgesloten. Het huidige krekengebied was voor de overstromingen, die vanaf de 12e eeuw het gebied troffen, een dekzandgebied dat reeds ontgonnen was en van een grachten- en wegenstelsel voorzien, net als het Meetjesland. Ten noorden van de dekzandrug Bentille-Boekhoute, waarop begin de 15de eeuw de Graaf- Jansdijk was aangelegd, loopt dit 12de- eeuwse landschap onder het polderdek verder. Naarmate men noordelijker gaat daalt de hoogteligging en stijgt de grondwaterspiegel relatief, tot boven het maaiveld. Hierdoor komen er steeds meer moerassen voor en kon een veenpakket tot ontwikkeling komen. Waar het veendek het dikste is, is ook het bovenliggende mariene kleipakket dik waardoor deze veenlagen nu niet meer in het landschap te herkennen zijn. Het is pas vanaf de 12e eeuw dat dit gebied in de greep van zware zeeoverstromingen komt. Voor het ontstaan van de huidige benedenloop van de Westerschelde in 836 konden de noordwesterstormen immers niet zover landinwaarts dringen. Het gebied, dat niet door duinengordels beschermd is, kende de ene na de andere catastrofale overstroming, waarbij telkens nieuwe lagen marien zand en klei op de dekzanden worden afgezet. De mariene oorsprong van de kreken is nog duidelijk herkenbaar door het voorkomen van zoutminnende planten. Het verdronken land van Westdorp, tussen Boekhoute en Axel en tot Assenede reikend, was zo een overstromingsgebied. Reeds in de 12e eeuw had het kustland, onmiddellijk ten oosten van Biervliet gelegen, geen vaste vorm, maar was het ‘rijdende’ zoals men dat noemt. De Braakman, een aftakking van de Honte had toen in verbinding gestaan met de zich westelijk daarvan uitstrekkende watervlakte, bekend onder de naam “Sincfalla”. Onder invloed van de getijden neemt hij echter meer en meer uitbreiding en overstroomt weldra grote gebieden van de Vier Ambachten. Vooral de waterstanden van 1377 en 1404 waren erg hoog. In het gebied van de “Vier Ambachten” (Assenede, Axel, Boekhoute en Hulst) verdronken verschillende dorpen bij de overstroming van 1377. Enkele van deze dorpen werden later terug opgetrokken maar dan onder een andere naam. Grote kloosterorden kwamen zich vanaf de 12e eeuw in het gebied vestigen om het in beheer te nemen. Monniken en broeders werden financiers en uitvoerders van grote werken die zouden leiden tot de ontginning van een rijke en vruchtbare streek. Toen er op het einde van de 12e eeuw in de steden een grotere behoefte aan brandstof ontstond werden de moeren economisch bijzonder interessant. De grootgrondbezitters organiseerden grootscheepse ontginningen van de veenlagen. Er ontstonden nieuwe nederzettingen voor turfstekers en daarnaast werd ook aan zoutwinning gedaan. Na de overstromingen van de 14e eeuw, o.a. te wijten aan de slechte toestand van de dijken die wegens voortdurend politiek gekrakeel verwaarloosd werden, werd het turfsteken een gevaarlijke zaak. Toch gaan het turfsteken nog enkele eeuwen op een kleinere schaal door. Na de overstroming van 1404, de Sint- Elisabethsvloed, werden de bestaande dijken versterkt. Pas in 1530 bouwt men de eerste zeeweringen en binnendijken en wordt de herovering van het verdronken land ingezet. Hierbij dient vooral de Graaf Jansdijk vermeld te worden, deze liep van Grevelingen, langs de kust tot in Antwerpen. Hij ontstond omstreeks 1400 uit de vereniging van verschillende kleinere dijkwerken, dit wordt aan Jan zonder Vrees toegeschreven. Tot in de 17e eeuw bleef hij de zeedijk of ‘landsdijk’ zoals men hem noemde. Tijdens de 15e eeuw verschenen andere ontginners ten tonele. Welgestelde patriciërs uit grote steden als Gent en Brugge bevorderden het aanleggen van dijken. De kloosters hadden inmiddels een deel van hun macht prijsgegeven. Stukken vruchtbare grond werden op de Schelde veroverd en de polders werden gestadig uitgebreid. Tijdens de inundaties van 1583 en 1584, om strategische redenen uitgevoerd gedurende de Tachtigjarige Oorlog tussen Spanje en Willem van Oranje, kwam vrijwel de hele streek weer onder water te staan en ontstonden brede en diepe geulen van waaruit het land opnieuw werd overslibd. Pas tijdens de regeerperiode van de aartshertogen Albecht en Isabella konden de onder water gezette polders terug worden drooggelegd. Een nieuw patroon van wegen en dijken ontstond. Toen Aartshertog Albrecht in 1621 kinderloos stierf kwam er een eind aan het Twaalfjarig bestand en dus ook aan de vrede in de polders. Vanaf 1649 komen opnieuw verschillende polders onder water te staan. Sinds 1672 wordt het gebied volledig bedijkt en worden er nog meer polders aan de streek toegevoegd. Voornamelijk de inpolderingen uit de 17de en 18de eeuw hebben het huidige landschap doen ontstaan. Vanaf de 17e eeuw kenden de polders perioden van oorlog en vrede. Tijdens de Oostenrijkse periode en de Franse bezetting werden polders om strategische redenen onder water gezet. Bij de onafhankelijkheid ging dat opnieuw gepaard met overstromingen uit militaire overwegingen. Tijdens de jongste twee eeuwen werden nog enkele polders op de zee gewonnen, dit op een rationele en grootschalige wijze. Gedurende beide wereldoorlogen werden weerom omwille van strategische redenen heel wat polders onder water gezet. Na de 2e Wereldoorlog komt de schaalvergroting van de landbouw opzetten; oude patronen verdwijnen, oude dijken worden afgegraven om plaats te maken voor grote percelen. De kreken verlopen opvallend rechtlijnig en vertonen ortogonale richtingsveranderingen. Dit verschijnsel doet zich niet alleen voor bij brede kreken, maar ook bij smalle, verlande kreekarmen. Dit verloop is onnatuurlijk en suggereert een antropogene invloed. Uit de naam van de kreken op sommige 17e eeuwse kaarten en uit de vergelijking van het krekenpatroon met de kaart van P.Pourbus kan dus besloten worden dat het overstromingswater een bestaand tracé van wegen en grachten gevolgd heeft. De watergangen werden door het instromende water geërodeerd en verbreed, waardoor de wegen die naast die watergangen liepen uiteindelijk verdwenen. Dit verklaart het hoekige verloop van de kreken in dit gebied. De vorm van de open en verlande kreken hebben een herkenbare structuur die door de toenmalige ruimtelijke indeling bepaald werd; dit in scherp contrast tot de kreken in de kustpolders. De omliggende polders liggen bijna volledig onder akkerland, uitzondering hierop is het weiland aan de kreken verbonden. De percelering is zeer planmatig; ze bestaat uit grote onregelmatige blokken en stroken. In de zuidwestelijke randzone is de percelering minder schematisch, hier komen er vele onregelmatige blokvormige kavels voor. Behalve de verspreid liggende hoeves, is de bewoning aan het dijkenpatroon gebonden. Dit resulteert in een lintbebouwing van kleine dijkhuisjes, o.a. langs de Kapelledijk. De drie kreken in deze ankerplaats, nl. de Rode Geul, de Grote Geul en de Grote Kil (Hollands Gat) zijn restanten van een oud krekenstelsel dat Assenede de mogelijk gaf om tot in de 16e eeuw over een haven te beschikken. Op de plaats van de voormalige havengeul bevindt zich nu de Vlietbeek. De Nicasiuspolder is van groot archeologisch belang; het is een zandige opduiking met een grafheuvel uit de bronstijd. Daarnaast liggen de verschillende kreken (Grote Geul, Rode Geul, Grote Kil en Hollandsgat), die elk voor een klein gedeelte verland zijn. In het dijkenpatroon zijn er verschillende doorbraakpunten als sporen van vroegere overstromingen nog steeds te zien, bijvoorbeeld het wiel ‘Verzele’s put’. De kreekrestanten van de Rode Geul, de Grote Geul en de Grote Kil vormen samen met de Vlietbeek, rietkragen, bomenrijen, permanente weilanden, de gevarieerde dijkbeplanting en de relatief oude, kleinmazige polderindeling een gaaf landschap op de overgang van de zandstreek naar het eigenlijke zeekleigebied van Zeeuws- Vlaanderen.

Landschapswaarden

Wetenschappelijke waarde

Deze kreken zijn gelegen in het krekengebied van Zeeuws-Vlaanderen. Het zijn restanten van een oud krekenstelsel. Als gevolg van zware zeeoverstromingen schuurde het water de diepe geulen in de laaggelegen gronden uit. De mariene oorsprong van de kreken is duidelijk door het voorkomen van zoutminnende planten.

Historische waarde

Loop van de kreek is duidelijk herkenbaar op Ferraris, Vandermaelen en MGI 1/20,000. In het patroon van de dijken zijn de doorbraakpunten vaak nog te zien, als sporen van de vroegere overstromingen. De Nicasiuspolder is van groot archeologisch belang: er is een zandige opduiking met een grafheuvel uit de bronstijd.Tussen de Hollekesdijk en de Mariapolderdijk ligt de voormalige havengeul van Assenede.

Esthetische waarde

De kreken zijn gelegen in een open polderlandschap, met enkele bomenrijen langs de oever van de kreek. Resten van vroegere kreken te herkennen op de orthofoto, deze zijn nu verland.

Ruimtelijk-structurerende waarde

De kreken met de dijken zijn typeren voor de polders. De kreken hebben een hoekig verloop, dit doordat het instromende water bij het ontstaan van de kreken, bestaande wegen en waterlopen volgde. De dijken, met vegetatie op het dijklichaam, begrenzen het zicht in de polders. De bewoning is, op enkele hoeves na, aan de dijken gebonden (dijkhuisjes).

Landschapselementen en opbouwende onderdelen

Geomorfologie/hydrografie

Microreliëf:
  • microreliëf
Macroreliëf:
  • macroreliëf
Hydrografische Elementen:
  • waterloop
  • kreek
Moerassige gronden:
  • moeras
  • rietland

Elementen van bouwkundig erfgoed, nederzettingen en archeologie

Landbouwkundig erfgoed:
  • hoeve

molenhof

Klein historisch erfgoed:
  • grenspaal

Archeologische elementen:

Elementen van transport en infrastructuur

Wegenis:
  • weg
  • pad
Waterbouwkundige infrastructuur:
  • dijk
  • grachtenstelsel

Elementen en patronen van landgebruik

Puntvormige elementen:
  • bomengroep
  • solitaire boom
Lijnvormige elementen:
  • bomenrij
Kunstmatige waters:
  • weel

Bodemloze Put, Verzelesput

Topografie:
  • blokvormig
  • onregelmatig
Bos:
  • loof
  • middelhout
  • struweel
Bijzondere waterhuishouding:
  • polder

Opmerkingen en knelpunten

Het waterpeil in het poldergebied wordt door de doorgedreven ontwatering, voornamelijk vanuit landbouwkundige en economische overwegingen laag gehouden. Dit heeft zijn impact op fauna en flora. Ook de waterkwaliteit is niet gunstig in sommige kreken. De oorzaken hiervan zijn inspoelingen van chemicaliën, huishoudelijk afvalwater en rioolwater.