R30061: Rug van Westrozebeke

Verstoring: Storende elementen in de relictzone zijn de hoogspanningslijn tussen Houthulstbos en de heuvelkam, serrebedrijven (Keiaard) en een veevoederfabriek (Stampkot).

Herkenbaarheid: 2

Samenhang: 2

Gaafheid: 2

Wetenschappelijke waarde:

Vormt de noord-zuid gerichte waterscheidingsrug tussen Leie- en IJzerbekken, bestaande uit terrasgrint en omgeven door licht versneden heuvelland. Deze boog is een uitloper van de oost-west gerichte West-Vlaamse heuvelkam. Dit heuvelachtig gebied is lichtjes versneden door naar het oosten of westen gerichte beken, die in het zuidelijke gedeelte eerder naar het zuiden, zuidoosten of noorwesten vloeien. Samenhangende biotoopcomplexen zijn teruggebracht tot zeer fragmentaire lijnen en vlakken op de natste en meest hellende plaatsen namelijk kleine bosrelicten langs bovenlopen van beken (‘s Graveneik, Keiaard, Vijverbos), taluds op zandig substraat langs wegen, de spoorwegberm en de hellingsgraslandjes met kwelzones (‘s Graveneik).

Historische waarde:

Een aantal heuvels van de rug van Westrozebeke was al in het Neolithicum bewoond. Terrest, de Stadenberg, de Keiaard, de heuvel van Passendale, Molenaarshoek, de Reutel en de heuvels van Geluveld en Zillebeke verkeren in dat geval. Door de uitgesproken hoogteligging vormt de rug een belangrijke aantrekkingspool voor vroege bewoningsvormen : enkele tijdelijke nederzettingen worden verondersteld vanaf het Midden-Steentijdperk. De Zeugeberg en de aansluitende heuveltop waar de huidige dorpskern van Westrozebeke zich bevindt dragen sporen van oudste bewoningen. Deze plaatsen werden in de Romeinse tijd gedwarst door de feriweg die Rijsel met Brugge verbond. De onmiddellijke nabijheid van de Luikbeek enerzijds en de Vijverbeek-Mandel anderzijds als watervoorzieningspunten gaf allicht in latere stadia aanleiding tot de respectievelijke nederzetting van Staden en Oostnieuwkerke. Het ontstaan van deze bewoningskernen wordt gesitueerd tussen de 12de en de 13de eeuw. Het gebied kwam dus pas in de Volle Middeleeuwen definitief in ontginning. De hoeves werden vooral ingeplant op de randen van de beekvalleien. Belangrijke middeleeuwse archeologica zijn de mottes van Beselare, Geluveld en het Godschalkkasteeldomein, naast de abdij van de Nonnebossen. Tot de 8ste eeuw bleef het gebied in hoofdzaak bedekt door natuurbos o.a. het Vrijbos (Bos van Houthulst nog bewaard als oorspronkelijke boskern). Bossen zijn resten van groot boscomplex 17-18de eeuw wegens de ongeschiktheid van de bodem voor landbouw. Eind 18de eeuw waren nog twee grote boscomplexen aanwezig op de heuvelrug namelijk één ten zuiden van Staden en één ten oosten van Westrozebeke (het huidige Vijverbos is hiervan een restant). Nu nog een groot aantal bosrelicten aanwezig : Molenbos, de Vierlingen, het Twaalfgemeten, het Zwart Leen, het Drieblotenbos, de Hoge Netelaar. De afwezigheid van perceelsrandbegroeiing en de kleine, onregelmatige akkers in het gebied wijzen op een ontginning die na het rooien van het bos heeft plaats gegerepen. De randzone van de heuvelrug naar ‘s Graveneneke en Papeleen (Kortemark) werd pas naar het einde van de 19de eeuw systematisch in landbouwproduktie genomen. Tijdens WOI vormt het vooral het zuidelijke deel van de relictzone het toneel van talrijke veldslagen en het hele gebied wordt als het ware omgewoeld : alle bomen, hagen en boomgaarden verdwijnen hierdoor. Tijdens WOI, maar vooral tijdens WOII - toen de nood aan brandhout het hoogst was - grepen de belangrijke ontbossingen plaats. Van een ruim 40 tal kleinere boscomplexen bleven slechts een viertal fragmenten over. Door de intensieve landbouw verminderde het graslandareaal na WOII met begeleidende perceelsrandbegroeiing zeer sterk. Enkel op de natste en meest hellende percelen zijn de graslanden en perceelsrandbegroeiing bewaard gebleven. De kleine bosrelicten langs bovenlopen van beken (‘s Graveneik, Keiaard, Vijverbos), grazige taluds langs wegen, de spoorwegberm en de hellingsgraslandjes met kwelzones (‘s Graveneik) zijn de laatste getuigenissen van het vroegere landschap. Heel wat herdenkingsmonumenten en littekens in het landschap verwijzen naar WOI. Er is een grote dichtheid van goed bewaarde oorlogsrelicten zowel boven- als ondergronds, getuigen van WOI (fenomenen van nationaal en internationaal belang).

Esthetische waarde:

Glooiend reliëf, verschillende panoramische zichten in vele richtingen vanop de heuvelkam : in westwaartse richting zicht op het Houthulstbos en noordwaarts zicht op de Handzamevallei. De skyline meestal topografisch begrensd. Beekvalleien en de geïsoleerde bossen en kerndorpen bepalen de hoofdstructuur, geen tot vrij weinig perceelsrandbegroeiing, kleine regelmatige blok tot strookvorminge percelering, vooral akkerland, verspreide bebouwing, langs wegen geconcentreerd, landelijk karakter. Het noordelijke gedeelte van de rug is een kleinschalig akker- en weidegebied, dat sporadisch wat perceelsrandbegroeiing kent. Naar het zuiden toe kom meer en meer bos voor, na WOI heraangelegde restanden van een vroeg-middeleeuws boscomplex.

Beleidswenselijkheden:

Open ruimte vrijwaren of herstellen door concentreren van de bebouwing en (agro)industrie, bocagerelicten en lineair groen in beekvalleien herstellen met een verbetering van de connectiviteit ervan.