Plateau van Duisburg

Ankerplaats ID:A20059

Omschrijving

Het plateau van Duisburg is gelegen tussen de vallei van de Voer in het noorden en de vallei IJse-Dijle in het zuiden. Het ligt ten zuiden van Bertem en wordt begrensd door de woonkernen van Leefdaal, Vossem, Duisburg, Huldenberg, Loonbeek, Neerijse en Korbeek-Dijle. Het is in hoofdzaak een open agrarisch gebied met geïsoleerde bospercelen, hier en daar solitaire bomen en bermbegroeiing langs holle wegen en taluds. Korter bij de valleien liggen talrijke bronnen. Centraal ligt de Brede weg, die het tracé volgt van een voormalige Romeinse heerbaan. Waterlopen zijn er weinig aanwezig: de Vloedgroebe ter hoogte van Vossem en de Lange gracht ter hoogte van Duisburg. Talrijke toponiemen verwijzen naar het landschap of het vroeger gebruik: Slangepoel, Korbeekveld, Windbergen, Lazendelle, Overhoutveld, Zavelberg, Mosdelle, Heide, Kwade Putten, Weeberg, Bosveld, Keerveld, Eikenveld, Builbos, Raffelberg, Schonenboom, Korenheide. Nabij de hoeve Tersaart ligt het Tersaartbos, daarnaast kunnen nog vermeld worden het Raffelberghof en het Hof ten Bos. In de nabijheid van dit laatste ligt het Instituut Ganspoel, met als kern een villa of landhuis, met bijhorend landschapspark, dat er tussen 1860 en 1865 gebouwd werd. Tijdens het interbellum werd er een instelling voor blinden in gevestigd. Het plateau van Duisburg behoort tot het Brabants massief, waar in hoofdzaak het Brusseliaan verantwoordelijk is voor het uitgesproken reliëf en het plateaukarakter. Dit Brusseliaan is sterk watervoerend en levert het grootste deel van het debiet van de Dijle. De structurele invloed van deze afzetting op het huidige reliëf is onzeker en een gedetailleerde landschapsgenetische verklaring is niet voorhanden. In de laatste ijstijd werd het plateau bedekt met een door de wind afgezette lössmantel. Dit gebeurde ongelijkmatig en veroorzaakte een afzwakking, maar geen fundamentele wijziging van het tertiair reliëf. Bij de eerste ontbossingen in het Subatlanticum hadden zich onder de bosvegetatie grijsbruine podsolachtige bodems ontwikkeld. Bewerking en bemesting zorgden niet alleen voor een meer brokkelige structuur, maar ook voor een degradatie waarbij vaak de uitlogings- en aanrijkingshorizont werden weggeërodeerd zodat het moedermateriaal - de kalkrijke löss - en soms zelfs het tertiair aan de oppervlakte kwam. De bodemkaart vertelt ons echter niet alles, het aanwenden van de kleiaccumulatie-horizont voor de baksteenproductie was ook de bodemkarteerders bekend. Het opgelegde morfogenetisch classificatiesysteem was echter niet ontworpen om bodems te karteren waarin verstoring en menselijke invloed de hoofdfactoren vormen. De aanwezigheid van graften dwars op de hoogtelijnen en talrijke toponiemen zijn evenveel verwijzingen naar deze afgravingen. Immers vanaf de 14de eeuw en vooral vanaf de 17de eeuw werd baksteen in steeds grotere mate aangewend in de stedelijke en landelijke bouwkunst. De productie in situ en het gebruik van veldovens was in de dorpen rond Leuven tot een eind in de 20ste eeuw vrij algemeen. De leembodems met een gevlekte textuur-B horizont zouden ontstaan zijn door opvulling na het vergaan van de wortels van de vroegere loofbossen. In de ontginningsgeschiedenis van het plateau van Duisburg kunnen inderdaad twee zones onderscheiden worden. Het noordoostelijk deel was reeds voor de 11de-12de eeuw bijna volledig ontgonnen en in cultuur gebracht. Het zuidwestelijk deel dat aanleunt bij het Zoniënwoud, bleef langer bebost en het primitief landbouwareaal was er veel beperkter. Tot in de 19de eeuw werden er nog belangrijke oppervlakten ontbost. Het plateau bestaat voor 87% uit landbouwgronden, bijna uitsluitend akkers, terwijl de resterende oppervlate wordt ingenomen door bosjes, holle wegen, bermen en graften. Inzake flora liggen de zones met de grootste soortendiversiteit rond de bossen en de steilranden. Bodemerosie en bodemverlies dreigen uit te groeien tot een ernstig probleem, nauw verbonden met de waterbeheersingsproblematiek.

Landschapswaarden

Wetenschappelijke waarde

Het plateau heeft een bijzonder waarde op geomorfologisch gebied (diepe holle wegen, diverse typen van holle wegen, asymmetrische colluviale dalen). Inzake flora liggen de zones met de grootste soortendiversiteit rond de bossen en de steilranden.

Historische waarde

Op sommige plaatsen is het Romeinse kadaster zichtbaar. De Brede Weg was een belangrijke regionale, pre-Romeinse verbindingsweg. De Sint-Veronakapel is een van de oudste kerken van de regio, vermoedelijk uit de Merovingische tijd. Rond het Raffelberghof en het Tersaarthof vertoont de veldindeling kenmerken van de hoogmiddeleeuwse ontginning (grote blokken).

Esthetische waarde

De schoonheid van het gebied is een gevolg van de afwezigheid van bebouwing, het golvend soms diep ingesneden reliëf en de diepe holle wegen en droge dalen met begroeide taluds.

Landschapselementen en opbouwende onderdelen

Geomorfologie/hydrografie

Microreliëf:
  • microreliëf
  • graft
  • talud
Macroreliëf:
  • macroreliëf
  • holle weg
Hydrografische Elementen:
  • waterloop
  • beek

Elementen van bouwkundig erfgoed, nederzettingen en archeologie

Koeren en hovingen:
  • park
Kastelen, landgoederen en aanhorigheden:
  • landgoed
Landbouwkundig erfgoed:
  • hoeve
  • schuur
  • stal

Archeologische elementen:

Elementen van transport en infrastructuur

Wegenis:
  • weg
  • pad

Elementen en patronen van landgebruik

Puntvormige elementen:
  • bomengroep
Lijnvormige elementen:
  • houtkant
Topografie:
  • historisch stabiel
  • bolle akkers
Bos:
  • loof

Opmerkingen en knelpunten

Verspreide bebouwing langs dwarswegen, vooral bij Korbeek-Dijle, Vossem en Neerijse. Camping tussen Neerijse en Huldenberg, zandgroeve nabij Neerijse. Enkele hoeves en het Instituur Ganspoel liggen in de afbakening.