Schuurlo

Ankerplaats ID:A34005

Omschrijving

Deze ankerplaats situeert zich ten westen van Maria- Aalter, op grondgebied van de gemeente Aalter. Goed Schuurlo, ressorterend onder de heerlijkheid van Woestijne, is één van de vroegst vermelde plaatsnamen (1375) en vermoedelijk ook één der eerste woonplaatsen (tussen 1772 en 1780) in Maria- Aalter (z.g. “Aalters Hoeksken”). In deze veldgebieden kwamen vijvers voor die ontstonden door het afdammen van de Schuurlobeek. Begin de 18e eeuw waren de Schuurlovijvers tot moeras vervallen. Om de oude vijvergronden te kunnen ontginnen zorgde een complex grachtenstelsel voor een goede afwatering. Het kasteel Schuurlo maakt deel uit van het voormalige “Goed Schuurlo”, voor het eerst in 1375 vermeld. In het begin van de 19e eeuw is er sprake van een landhuis met lusttuin. In 1890 werd het verbouwd tot een omgracht kasteel met koesthuis, remise en orangerie. In 1920 volgde de sloping van het kasteel. In 1931 is er de wederopbouw in neotraditionele stijl, verderop in het park. De hoeve van het ‘Goed Schuurlo’, later de kasteelhoeve, is binnen de rechthoekige omwalling van het goed gelegen. Ze dateert minstens van voor 1780. Hierbij hoort de houten schuur met pannendak en de gewitte stallen die naar verluidt uit 1826 dateren. In de omgeving liggen nog verschillende goed bewaarde 19e eeuwse hoeves, die meestal omhaagd zijn. Het vroegere uitgestrekte heidegebied tussen Gent en Brugge is in de laatste eeuwen herhaaldelijk van uitzicht veranderd. Het Bulskampveld is een van die oude heidevelden en een deel daarvan is Schuurlo. Dit gebied wordt gekenmerkt door oude ontginningen met een percelering bestaande uit ofwel een geordende mozaïek van blokken en stroken ofwel uit een dominantie van gelijkgerichte stroken. Daarnaast komen er jong ontgonnen gedeelten voor met een planmatige verkaveling in dambordvorm en waarvan de hoofdassen samenvallen met wegen en bosdreven. In de omgeving van Schuurlo is het drevenpatroon veel meer breedmazig dan in de omgeving van Egypteveld, waar er een er fijnmazig drevenpatroon is. De ondergrond van het Bulskampveld bestaat uit tamelijk fijn zand met hier en daar een kleilens en min of meer doorlopende zandsteenbanken of -platen (ook wel ‘veldsteen’ genoemd). Geologisch gezien behoren deze oudere lagen tot de afzettingen van Vlierzele, vroeger ook wel het Onder- Paniseliaan genoemd. De naam veldsteen wordt voor de groengrijze brokken gebruikt die vaak worden opgeploegd in de veldgebieden waar het Paniseliaan dagzoomt. De Kwartaire afzettingen zijn niet continu en minder dan twee meter dik. De zandige gronden hebben een zure bodem die door het regenwater sterk werd uitgeloogd. Dit betekent dat de voedzame humus en mineralen werden uitgespoeld. Opvallend zijn de ‘Lo’- toponiemen: Kliplo, Schuurlo,… Ze verwijzen naar een eerste ontginningsfase (5e eeuw) in een nog bosrijk milieu. Het ‘Lo’- toponiem duidt immers op een gedegradeerd bos dat dicht bij een nederzetting gelegen was. Het bos stond onder druk omdat men het begon te beweiden en er hakhout uit haalde. De term ‘veld’ slaat op de onvruchtbare gronden, arm aan houtgewassen en buiten het eigenlijke landbouwareaal gelegen. Op deze arme gronden groeide een struikvegetatie met brem en struikheide. De betere bodems waren met schraal grasland bedekt. Het regelmatige afbranden, afsteken van zoden ruwe humus en het laten grazen van vee boden het bos niet de kans om opnieuw op te schieten. Enkel wanneer de antropogene invloed afnam kon het bos terug opschieten. De grote ontginningen namen vanaf de 11e eeuw een aanvang en kenden hun hoogtepunt in de 12e en 13e eeuw. Onder meer door usurpatie van gronden van de Franse koning vanaf de 9e eeuw waren de graven van Vlaanderen de belangrijkste grootgrondbezitters geworden. Vooral tussen 1215 en 1250 is de demografische druk er groot en dit zet aan tot het verder ontginnen van de wastines. De graaf verkocht zijn gronden en liet anderen het werk opknappen. De uitgestrekte wastines en een groot deel van de boskernen worden onder handen genomen. In bepaalde gevallen ontstonden kolonistendorpen, maar in de meeste gevallen waren ze kleiner van opzet (gehuchten). Ook lekenheren en abdijen waren actief. Vooral boeren op grote hoeves in de heidevelden werden hiervoor ingeschakeld. Deze ontginningsgolf komt in het midden van de 13e eeuw tot stilstand. Dit had meerdere oorzaken; het marginale karakter van deze gronden, de hoge investeringskosten, het afnemen van de bevolkingsdruk en het protest van de plaatselijke bewoners omdat het in oorsprong gemeenschappelijke gronden waren die voor begrazing gebruikt werden. Tegen het eind van de 18e eeuw werden de velden massaal in akkers omgezet. Er werden houtkanten en/of bomenrijen rond deze landbouwgronden aangeplant, zo ontstonden de dreven, andere grote stukken werden dan weer bebost. De ontginningen gebeurden in een dambordpatroon, dit is nog steeds in het landschap te herkennen.

Landschapswaarden

Wetenschappelijke waarde

Dit gebied maakt deel uit van de cuesta van Lotenhulle- Hertsberge. De kwartaire mantel is erg dun en niet continue, de bodem is weinig geschikt voor landbouw. Het gebied sluit aan bij het Bulskampveld in West-Vlaanderen, het is een vrij vlak landschap met een lichte helling naar Stratem toe. In de zandige bodem is er af en toe zandsteen/veldsteen aanwezig.

Historische waarde

Deze ankerplaats is in het historische Bulskampveld geleden. Deze zone komt overeen met laat en op zeer systematische wijze ontgonnen gronden. Het is een relicten van de oude heidegebieden die gemeenschappelijke graasgronden vormden en in de 18de-19de eeuw herbebost werden.

Esthetische waarde

Dit is een vlak gebied met microreliëfelementen en een dambordpatroon van bossen en open landbouwgebieden. De dreven zijn sterk ruimtebepalend. Het gebied is een gecompartimenteerd landschap.

Ruimtelijk-structurerende waarde

Het betreft hier een gesloten, deels bebost gebied. Het wegen- en verkavelingspatroon heeft nog dezelfde structuur als de 18e eeuwse dambordvormige ontginningen. De dreven doorsnijden het bos. Rond het bos liggen akkers en weilanden die eveneens hetzelfde damvormvormig patroon vertonen en afgezoomd zijn met dreven. Het wegen- en slotenpatroon zijn overblijfselen van de ontginningswijze van dit veldgebied. Ze zijn ruimtelijk structurerend en zorgen voor een gecompartimenteerd landschap.

Landschapselementen en opbouwende onderdelen

Geomorfologie/hydrografie

Microreliëf:
  • microreliëf
Macroreliëf:
  • macroreliëf
  • heuvel

cuesta van Lotenhulle- Hertsberge

Hydrografische Elementen:
  • beek

Zoutersbeek

Moerassige gronden:
  • moeras
  • rietland

moerassige zones op de plaatsen van de voormalige veldvijvers

Geologie:
  • ontsluitingen

Tertiaire Eocene zanden

Elementen van bouwkundig erfgoed, nederzettingen en archeologie

Koeren en hovingen:
  • park

Kasteel van Schuurlo, koetshuis

Kastelen, landgoederen en aanhorigheden:
  • kasteel
  • orangerie

Kasteel van Schuurlo, koetshuis

Landbouwkundig erfgoed:
  • hoeve
  • schuur
  • stal
  • wagenhuis

verschillende hoeves rond Schuurlokasteel

Elementen van transport en infrastructuur

Wegenis:
  • weg
  • pad
  • Oostenrijkse periode
Waterbouwkundige infrastructuur:
  • brug
  • grachtenstelsel

kleine walbrug met ijzeren leuningen over vijver van kasteel Schuurlo

Elementen en patronen van landgebruik

Lijnvormige elementen:
  • dreef
  • bomenrij
  • hagen
  • perceelsrandbegroeiing
Kunstmatige waters:
  • vijver

aan autosnelweg en aan het Kasteel van Schuurlo

Topografie:
  • blokvormig
  • historisch stabiel
Bos:
  • naald
  • loof
  • broek
  • hakhout
  • middelhout
  • hooghout

Opmerkingen en knelpunten

Verzuring en overbemesting van de bodem door de bio- industrie die talrijk in de streek gevestigd is.