R30012: Poldergebied Koolkerke - Dudzele

Verstoring:

Herkenbaarheid: 2

Samenhang: 2

Gaafheid: 2

Wetenschappelijke waarde:

De sterke koppeling die er nog steeds is tussen geomorfologie, bodem en landgebruik zorgt in dit poldergebied voor een gestructureerde landschapsecologische samenhang. Overgang van duinen naar polders. Grote bodemkundige variatie van strandvlakte van het Middelland ten zuiden van Everdijk, de strandvlakte van het Jong Middelland ten noorden van Everdijk en het vlak gebied van kreekruggronden Microreliëf, slotenrijk gebied, botanisch en avifaunistisch belang. Verschillende kleine sloten en depressies aanwezig die zorgen voor een goed ontwikkeld microreliëf. Kerngebied voor overwinterende ganzenpopulaties, rijk weidevogelgebied en botanisch waardevolle graslanden.

Historische waarde:

Drooggelegd vanaf de 8ste eeuw. Percelering en structurele kenmerken volgens 18de eeuw. Op de Ferrariskaart behoort het gebied tot een bos- en boomgaardenrijke polderstrook tussen Brugge en Blankenberge. Grote dichtheid van relicten van waardevolle hoevesites. Fragmenten van houtkanten en bomenrijen. De landschapsecologische samenhang is ook historisch waardevol. Aantal historische graslanden aanwezig. Diverse kleine landschapselementen zijn goed bewaard gebleven. Grens verdedigingslinie, fort van Beieren.

Esthetische waarde:

Open landschap met vele wijdse panoramische zichten in verschillende richtingen. Ronsaardbeek met bomen langs oever is linaire blikvanger, kleine onregelmatige percelen, kronkelende wegen en grachtenpatroon, verspreide, alleenstaande bebouwing. Het landgebruik volgt nog steed grotendeels het klassieke patroon van kreekruggen en komgronden. De traditionele graslanden zijn sterk dooraderd met sloten. Fragmenten van houtkanten en bomenrijen zijn kenmerkend voor het mozaïeklandschap van de kreekruggronden. De landschappelijke structuur is gekenmerkt door omkaderende populierenrijen rond hoeven, graslandpercelen en knotwilgenrijen.

Beleidswenselijkheden:

Vrijwaren van de resterende open ruimte door bundelen van de versnijdingen en groeperen van nieuwbouw in bestaande kernen, weren van niet grondgebonden landbouw (serreteelt). Behoud van de geomorfologische eigenheid en de landschappelijke structuur van dit landschap met het daaraan verbonden grondgebruikspatroon van grasland en akkerland. Behoud van het microreliëf en de dichte dooradering van de graslandcomplexen met sloten. Bewerkstelligen van de voor het gebied typerende omkadering rond hoeven en perceelsrandbeplantingen.