Krekengebied van Kieldrecht en Meerdonk

Ankerplaats ID:A40021

Landschap

Omschrijving

Het krekengebied van Kieldrecht en Meerdonk strekt zich uit tussen de dorpen Kieldrecht-Nieuw Namen in het noorden, tot aan de grens van de zandstreek Sint-Gillis-Waas en Vrasene in het zuiden, De Klinge in het westen. Hoog-Verrebroek behoort er niet toe, dit moet als een Zandstreek-eiland beschouwd worden. Door zware overstromingen werd het krekengebied eerst tot een kustvlakte omgevormd en later, door antropogene beïnvloeding, heringedijkt met vorming van polders. Door militaire inundaties op het einde van de 16e eeuw is het gebied opnieuw gedurende een lange tijd vrijgegeven aan de invloed van de getijden. De complexe overstromingsgeschiedenis heeft sporen in het landschap nagelaten. Zo zijn er diverse krekenpatronen en dijkdoorbraken met wielen. Het ganse krekengebied is een puzzel van geulen, grachten, kanaaltjes, bredere bekkens, wielen, plassen en plasjes. De Grote Geule van Kieldrecht en de Grote Geule van Meerdonk zijn de belangrijkste open kreken, zij maken deel uit van het waternetwerk in dit krekengebied. Via de Kieldrechtse Geul en andere watergangen ontwateren de kreken uiteindelijk via een pompgemaal in de Schelde. Er komen een aantal zuidwest- noordoost georiënteerde ruggen voor waarop de bewoning zich heeft gevestigd. De eerste rug situeert zich in het noorden van het gebied en bevat de bewoningsas tussen De Klinge en Kieldrecht. De tweede, niet meer topografisch waarneembaar, bevindt zicht tussen de gehuchten Kalf en Zandloper, waar hij aansluit bij het dekzandgebied van Hoog- Verrebroek. Tussen deze twee ruggen lag een relatief diepe depressie, waarin zich veen had ontwikkeld, dat aansloot bij het grote, meer noordelijk gelegen veen- areaal. De afwezigheid van transgressie- afzettingen van de 13e eeuw wijzen erop dat dit veengebied niet door zeewater verdronken werd voor de 13e eeuw. Vermoedelijk werd door veenafgraving het oppervlak verlaagd, waardoor het voor overstroming vatbaar werd. Er werd aangetoond dat deze veengronden niet alleen bedijkt maar ook grotendeels ontgonnen waren rond 1350. Niet alleen de namen Turfbanken en Rode Moerpolder verwijzen naar de veenontginning maar eveneens het ontstaan van Verrebroek en Meerdonk hangt ermee samen. De militaire inundaties brachten ook hier overstromingen waardoor een jong kleidek werd afgezet. Het zuidelijk gedeelte werd in 1615 dooggelegd, het noordelijk gedeelte (Konings Kieldrechtpolder) in 1653. De Grote Geul van Meerdonk is in deze polder een belangrijke getuigenis van deze overstromingen. De kreek sneed zich een weg door de zuidelijke zandrug ter hoogte van Konijnepijpen, waardoor de marien invloed zich ver zuidelijk kon laten voelen (Sint- Gillis-Broekpolder en Saligempolder). Tijdens de indijkingswerken van de Konings- Kieldrechtpolder hebben zich twee dijkdoorbraken voorgedaan met als resultaat dat het Kleine Weel en het Grote Weel (oorspronkelijk respectievelijk Groot Vingerling en Cleyn Vingerling genoemd) ontstaan zijn. Na de dijkdoorbraken werd de dijk omheen de Welen gelegd. Deze ongewone vorm van de dijk is het beste bewijs dat eens de Schelde zich tot hier deed gelden en tevens dat de Oude Arenbergpolder na de Konings-Kieldrechtpolder is ingedijkt. Aan de rand van deze ankerplaats komen enkele militaire verdedigingswerken voor die deel uitmaakten van de voormalige Bedmarlinie. Het bodemgebruik vertoont hier ook een samenhang met de topografie en de bodemgesteldheid: op de zandruggen is er een afwisseling van akkerland en weiland, in de delen met marien afzettingen akkerland. In het oosten van de Konings Kieldrechtpolder en in de Turfbankenpolder, maar vooral ten zuiden van Hoog- Verrebroek zijn de laagstamboomgaarden sterk vertegenwoordigd. Het perceleringspatroon is erg heterogeen. In het westen van het gebied is de percelering grootschaliger ten gevolge van ruilverkaveling (Meerdonk). Ze bestaat er vooral uit een complex van regelmatige blokken en stroken. Enkel de zuidelijk zandrug wordt gekenmerkt door kleine kavels, geassocieerd met de bewoningsas van het gehucht Kalf. De Konings Kieldrechtpolder wordt gekenmerkt door een planmatiger en relatief grootschalige strookpercelering, gegroepeerd in verbanden. Daarin komt nog een verband voor met kleinschalige smalle stroken. Ten zuiden van Hoog- Verrebroek is de percelering eveneens kleinschaliger. De kenmerken van het wegennet variëren in functie van de inpolderingsgeschiedenis. In het westen en het zuiden zijn de belangrijkste wegen geassocieerd met oude dijken of met de dekzandrug en vertonen een kronkelend verloop. De Konings Kieldrechtpolder die later werd ingepolderd en een relatief dik marien dek draagt getuigt van een grote planmatigheid. Zowel de dijken die deze polder naar het noordwesten en het noordoosten toe begrenzen, als de wegen in de polder zelf, vertonen een dambordpatroon. Enkel de weg Kieldrecht- Vrasene doorsnijdt dit patroon. De hierboven genoemde Grote Geul wordt plaatselijk afgezoomd door weiland of door bomenrijen. Op de plaats waar de kreek de zandrug doorsteekt, ligt de oude geul tussen beplante dijken zodat deze doorbraak landschappelijk geaccentueerd wordt. De verschillen in bodemgebruik accentueren de geomorfologische verschillen en bepalen de landschappelijke variatie in dat overgangsgebied. Op de ruggen komen sporadisch perceelsrandbegroeiingen voor die, hoe gering ook, bijdragen tot de visueel-landschappelijke verschillen op grond van bodemgebruik.

Landschapswaarden

Wetenschappelijke waarde

De Grote Geule en Welen van Kieldrecht zijn van mariene oorsprong, dit is merkbaar door de zoutminnende planten. De Grote Geule van Meerdonk, het Sint- Jacobsgat, het Panneweel en het Rietland liggen aan de overgang naar het donk van Verrebroek.

Historische waarde

De kreken zijn ontstaan als gevolg van militaire inundaties die de dijken doorbraken en diepe geulen uitschuurden in de laaggelegen gronden. In het patroon van de dijken zijn de doorbraakpunten vaak nog te zien, als sporen van de vroegere overstromingen. De kreken zijn op de kaart van Ferraris aanwezig. Het wegenpatroon is nog bewaard. Ook op de kaart van Vandermaelen en MGI 1:20000 zijn ze zichtbaar.

Esthetische waarde

De kreken zijn duidelijk herkenbaar op de orthofoto met hun bochtig verloop, gedeeltelijk met bomenrijen langs de oever. Het omliggende landschap is een open gebied met grote, regelmatige percelen. Perceelsranden ontbreken. De bebouwing situeert zich voornamelijk ten noorden van de kreken.

Ruimtelijk-structurerende waarde

De kreken met de dijken zijn typeren voor de polders. De kreken hebben een hoekig verloop, dit omdat het instromende water bij het ontstaan van de kreken, de bestaande wegen en waterwegen volgde. De dijken, met de vegetatie op het dijklichaam, begrenzen het zicht in de polders. De welen zijn door een dijk omringd; deze dijk is eveneens beplant.

Landschapselementen en opbouwende onderdelen

Geomorfologie/hydrografie

Microreliëf:
  • microreliëf
Macroreliëf:
  • macroreliëf
  • markante terreinovergang
Hydrografische Elementen:
  • waterloop
  • beek
  • kreek

Grote Geule, Konijnenpijpen, Kieldrechtse Watergang

Moerassige gronden:
  • moeras
  • veen
  • rietland

Elementen van bouwkundig erfgoed, nederzettingen en archeologie

Landbouwkundig erfgoed:
  • hoeve

Riethoeve

Elementen van transport en infrastructuur

Wegenis:
  • weg
  • pad
Waterbouwkundige infrastructuur:
  • dijk
  • brug
  • grachtenstelsel

Elementen en patronen van landgebruik

Lijnvormige elementen:
  • bomenrij
  • knotbomenrij
  • perceelsrandbegroeiing
Kunstmatige waters:
  • weel

Kieldrechtse welen: Grote Weel, Klein Weel, Panneweel

Topografie:
  • repelvormig
  • blokvormig

Typische landbouwteelten:

laagstamboomgaard

Bos:
  • loof
  • middelhout
  • hooghout
  • struweel
Bijzondere waterhuishouding:
  • polder

Opmerkingen en knelpunten

Langsheen de Kieldrechtse Watergang werden ophogingen uitgevoerd. Dit gebied is deels ruilverkaveld (R.V.K Meerdonk). Het gebied wordt sterk ontwaterd. De bebouwing ligt heel dicht tegen het Kleine en het Grote Weel aan. Langs de Grote Geul van Meerdonk komen heel wat visserhutten voor.