Steenbergse Bossen

Ankerplaats ID:A40093

Omschrijving

De Steenbergse bossen zijn ten zuiden van Zottegem gelegen, op het grondgebied van de deelgemeenten Erwetegem en Sint- Goriks- Oudenhove. Dit gemengd bos- en landbouwgebied strekt zich uit langs de valleihellingen van de Erwetegemse beek (Traveinsbeek) en de Karnemelkbeek. De Steenbergse bossen liggen op de noordgrens van het Zuidvlaamse heuvelland. Het landschap wordt gekenmerkt door diep ingesneden beekvalleien met steile hellingen. De hoogte varieert van 50 m (aan de samenvloeiing van de Karnemelkbeek en de Erwetegemse beek) tot 90 à 100 m aan de zuidrand van het gebied. De Karnemelkbeek, een zijbeek van de Erwetegemse beek, ontspringt juist ten zuiden van het studiegebied. De Erwetegemse beek is op haar beurt een zijbeek van de Zwalm en heeft haar bronnen deels binnen het bestudeerde gebied en deels er buiten. De valleien zijn asymmetrisch. De rechtervalleiflank is veel steiler van de overzijde. Het is deze steilste flank die bebost is. Minder steile hellingen liggen onder weiland en op de heuveltoppen komt meer akkerland voor. Stroomafwaarts van de monding van de Karnemelkbeek in de Erwetegemse beek bestaat de grond uit lagen die behoren tot het Onder- Ieperiaan, ze bestaan voornamelijk uit fijn zand dat soms kleilenzen bevat. Ter hoogte van de Steenbergse bossen zelf bestaat de ondergrond uit lagen die tot het Paniseliaan gerekend worden, het is een complex van zand en zandige klei. Op de hoogste delen van de hellingen en op de heuvelruggen zelf vind men de jongere tertiaire substraten, namelijk het Lediaan, bestaande uit fijn zand en kalkhoudend zandsteen, en het Bartoon, een zware klei. Tijdens het Pleistoceen, voornamelijk dan tijdens de laatste ijstijd, werden de tertiaire sedimenten bedekt met niveo- eolisch zandleem en vooral met leem. De dikte van de afzettingen hangt met de geomorfologie samen. Tussen het Tertiaire en Kwartaire materiaal worden keien aangetroffen die behoren tot het basisgrint dat een erosieresidu is, afkomstig van verdwenen tertiaire sedimenten die voor de ijstijden de bodem bedekten. Op de steilste hellingen deed zich heel wat bodemerosie voor, vooral bij ontbossing. Er is een duidelijke gelaagdheid in het bos. De hoogste boometage bestaat uit Canadapopulier, de lage boometage en de struiketage bestaan uit gemengd loofhout, dat hier en daar als hakhout wordt geëxploiteerd. Ten tijde van Ferraris (+/- 1775) en bij Van Der Maelen (+/- 1845) was het grootste deel van de ankerplaats bebost, en merken we op de kaart van 1872 een vrijwel totale ontbossing. In 1894 daarentegen heeft er reeds een herbebossing plaatsgevonden. De ontbossing in het midden van de 19e eeuw zou het gevolg kunnen zijn van de hongersnood die in de periode 1845-1848 hier te lande heerste. Het is niet ondenkbaar dat toen alle beschikbare gronden werden benut voor de voedselvoorziening. Binnen het bos komen een aantal bronnen en kwelzones voor: men vindt er onder meer de typische soorten van de klasse van de brongemeenschappen. De bronniveaus vallen vermoedelijk samen met de grens van de Paniseliaanklei en het Paniseliaanzand.

Landschapswaarden

Wetenschappelijke waarde

Binnen het bos komen een aantal bronnen en kwelzones voor: men vindt er onder meer de typische soorten van de klasse van de brongemeenschappen. De bronniveaus vallen vermoedelijk samen met de grens van de Paniseliaanklei en het Paniseliaanzand. Op de valleiflanken en de heuveltoppen dagzomen Tertiaire afzettingen.

Historische waarde

Ten tijde van Ferraris (+/- 1775) en bij Van Der Maelen (+/- 1845) was het grootste deel van de ankerplaats bebost, en merken we op de kaart van 1872 een vrijwel totale ontbossing. In 1894 daarentegen heeft er reeds een herbebossing plaatsgevonden. De ontbossing in het midden van de 19e eeuw zou het gevolg kunnen zijn van de hongersnood die in de periode 1845-1848 hier te lande heerste. Het is niet ondenkbaar dat toen alle beschikbare gronden werden benut voor de voedselvoorziening.

Ruimtelijk-structurerende waarde

De valleien zijn asymmetrisch. De rechtervalleiflank is veel steiler van de overzijde. Het is deze steilste flank die bebost is. Minder steile hellingen liggen onder weiland en op de heuveltoppen komt meer akkerland voor.

Landschapselementen en opbouwende onderdelen

Geomorfologie/hydrografie

Microreliëf:
  • microreliëf
  • talud
Macroreliëf:
  • macroreliëf
  • heuvel
  • holle weg
Hydrografische Elementen:
  • waterloop
  • beek
  • vallei

bronnen

Geologie:
  • ontsluitingen

Elementen van bouwkundig erfgoed, nederzettingen en archeologie

Kerkelijk erfgoed:
  • kapel

Elementen van transport en infrastructuur

Wegenis:
  • weg
  • pad

Elementen en patronen van landgebruik

Lijnvormige elementen:
  • bomenrij
Historisch stabiel landgebruik:
  • permanent grasland
  • kouters
Bos:
  • loof
  • middelhout
  • hooghout