Burkel, Kallekensbos en Koningsbos

Ankerplaats ID:A34004

Omschrijving

Burkel, Kallekensbos en het Koningsbos situeren zich op de cuesta van Oedelem-Zomergem. Hier dagzoomt het Tertiair, meerbepaald de klei van Asse deeluitmakend van het Bartoon. De asymmetrische reliëfvorm vertoont een steilrand naar het zuiden (cuestafront) en een zacht afhellend gedeelte in noordelijke richting. Op de topzone (tot 28m) loopt de oude Gentweg van Oedelem tot Zomergem over de korpskernen van Knesselare en Ursel. Ten zuiden van het cuestafront te Zomergem bevindt zich een westelijke uitloper van de Vlaamse Vallei die samenvalt met de depressie van de vroegere Hoogkale-Durme en waarin in de 17de eeuw de Brugse Vaart werd aangelegd. Dit gebied wordt gekenmerkt door oude ontginningen met een percelering bestaande uit ofwel een geordende mozaïek van blokken en stroken ofwel uit een dominantie van gelijkgerichte stroken. Daarnaast komen er jong ontgonnen gedeelten voor met een planmatige verkaveling in dambordvorm en waarvan de hoofdassen samenvallen met wegen en bosdreven. Tijdens de vroege middeleeuwen was het ontgonnen areaal beperkt. Er deed zich een geleidelijke Germaanse kolonisatie voor van de streek met stichting van een aantal nederzettingen (-gem toponiemen) doch tot ca. 1000 bleef het natuurlandschap, uit bossen en wastina bestaande, overheersen. De ‘terra inculta’ of ‘wastina’ was opvallend in het landschap aanwezig, naast heide trof met er ook nog struikgewas aan, vooral berkenopslag. De bodem was er drassig omwille van de grote dichtheid van de klei en het ontbreken van afwateringsgrachten. De grote ontginningen namen vanaf de 11e eeuw een aanvang en kenden hun hoogtepunt in de 12e en 13e eeuw. Onder meer door usurpatie van gronden van de Franse koning vanaf de 9e eeuw waren de graven van Vlaanderen de belangrijkste grootgrondbezitters geworden. In dit gebied hadden ze een belangrijk domein, dat in oorsprong vermoedelijk teruggaat op een Frankische nederzetting, het “Prinsengoed” dat als ‘foncier’ diende. De oprichting van deze zogenaamde “Einzelhöfe” of “site met walgracht” met stedelijk kapitaal resulteerde hier in het gebied in een eerder gesloten landschap met verspreide bebouwing. Vooral tussen 1215 en 1250 is de demografische druk er groot en dit zet aan tot het verder ontginnen van de wastines. De graaf verkocht zijn gronden en liet anderen het werk opknappen. De uitgestrekte wastines en een groot deel van de boskernen worden onder handen genomen. In bepaalde gevallen ontstonden kolonistendorpen, maar in de meeste gevallen waren ze kleiner van opzet (gehuchten). Ook lekenheren en abdijen waren actief, deze laatste vooral in het Maldegemveld. Vooral boeren op grote hoeves in de heidevelden werden hiervoor ingeschakeld (Papinglo, Burkel en Drongengoed). Deze ontginningsgolf komt in het midden van de 13e eeuw tot stilstand. Dit had meerdere oorzaken; het marginale karakter van deze gronden, de hoge investeringskosten, het afnemen van de bevolkingsdruk en het protest van de plaatselijke bewoners omdat het in oorsprong gemeenschappelijke gronden waren die voor begrazing gebruikt werden. De naam Burkel betekent berkenbos en verwijst naar de vroegere vegetatie. De abdij van Ter Doest had in 1243 van Gravin Johanna 353 ha heide aangekocht en ze richtten er de Burkelhoeve op. Rond deze ontginningshoeve werden de daaropvolgende jaren steeds meer akkers op de heide veroverd. Op de heidevelden graasde het vee waarvan de mest verzameld werd om als mest op de akkers te gebruiken. Het steken van plaggen of zoden op de heide was een algemeen gebruik; deze werden gedroogd en als brandstof gebruikt. De as ervan diende als meststof. In Maldegem werd in de 18e eeuw zowel in Burkel als te Papinglo nog plaggen verkocht. Als ontginningshoeve voor de abdij heeft de Burkelhoeve nooit gerendeerd. In 1624 is de schuldenlast van de abdij van Ter Doest zo groot geworden, dat het Burkeldomein eigendom wordt van de abdij Ter Duinen. Tegen het eind van de 18e eeuw werden de velden massaal in akkers omgezet. Zo werd in 1780 het Papinglodeel van het Maldegemveld, in 1785 het Waarschootveldeken te Burkel en in 1791 een groot stuk van het Maldegemveld te Oedelem ontgonnen. Er werden houtkanten en/of bomenrijen rond deze landbouwgronden aangeplant, andere grote stukken werden dan weer bebost maar dit keer met naaldhout. De ontginningen gebeurden in een dambordpatroon, dit is nog steeds in het landschap te herkennen. In 1794 werd Burkel staatseigendom vermits de kerkelijke goederen geconfisceerd werden en in 1801 verkocht de staat het gebied aan de familie Lippens uit Knokke. Vanaf 1830 kapte men een groot deel van de bossen, om plaats te maken voor landbouwgronden. Van het oorspronkelijke eiken-beukenbos, het daaropvolgende heideveld en het naaldbos is er dus maar weinig overgebleven.

Landschapswaarden

Wetenschappelijke waarde

Gelegen op de cuesta van Zomergem - Oedelem, zandige bodem. De Kwartaire mantel is heel miniem en de bodem is weinig voor landbouw geschikt. In Burkel is het beekdalbos goed vertegenwoordigd. De kenmerkende vegetatie van dit bostype situeert zich op vochtige voedselrijke bodems, dus in beekdalen en depressies, en niet op de hoger gelegen gebieden waar er zich hellingsbos bevindt.

Historische waarde

Dit gebied bevindt zich in een zeer laat en systematisch ontgonnen gebied. Er zijn relicten van de oude heidegebieden die gemeenschappelijke graasgronden vormden. In de 18e- 19e eeuw werden ze weer bebost. Het dambordpatroon is het resultaat van het aanplanten van dreven tijdens deze systematische verkaveling en bebossing. Op de Ferrariskaart (ca. 1775) is de hoeve Burkel duidelijk herkenbaar met haar omwalling. Ze is gelegen in het bos van Burkel. Ten zuidwesten van de hoeve ligt nu een dambordvormig patroon. Op Vandermaelen (ca. 1850) en MGI 1/20,000 (ca. 1947) duidelijk dambordvormig patroon herkenbaar in het bosgebied. Het kasteel van Wapenaar en haar parkaanleg sluiten via de dreven aan bij het loofbos. Het kasteel is op Ferraris als Hoeve Waelestraete te zien.

Esthetische waarde

In het boscomplex is duidelijk een dambordvormig patroon aanwezig, het omliggend landbouwland heeft hetzelfde patroon, Er zijn verschillende dreven aanwezig, dit vormt een gecompartimenteerd landschap.

Sociaal-culturele waarde

Het Maldegemveld is lang onontgonnen gebleven, in 1736 werd daar de laatste wolf van beide Vlaanderen gedood.

Ruimtelijk-structurerende waarde

Het betreft hier een gesloten, deels bebost gebied. Het wegen- en verkavelingspatroon heeft nog dezelfde structuur als de 18e eeuwse dambordvormige ontginningen. De dreven doorsnijden het bos. Rond het bos liggen akkers en weilanden die eveneens hetzelfde damvormvormig patroon vertonen en afgezoomd zijn met dreven.

Landschapselementen en opbouwende onderdelen

Geomorfologie/hydrografie

Microreliëf:
  • microreliëf
Macroreliëf:
  • macroreliëf
  • heuvel

cuesta van Oedelem

Hydrografische Elementen:
  • beek

Waarschootbeek, Splenterbeek, Vijverbeek

Moerassige gronden:

beekdalbos

Geologie:
  • ontsluitingen

Bartoonklei (cuesta van Oedelem)

Elementen van bouwkundig erfgoed, nederzettingen en archeologie

Koeren en hovingen:
  • park

Kasteel Wapenaar

Kastelen, landgoederen en aanhorigheden:
  • kasteel

Kasteel Wapenaar

Landbouwkundig erfgoed:
  • hoeve
  • schuur
  • stal

Burkelhoeve

Elementen van transport en infrastructuur

Wegenis:
  • weg
  • pad
  • Oostenrijkse periode

Elementen en patronen van landgebruik

Lijnvormige elementen:
  • dreef
  • bomenrij
  • houtkant
  • knotbomenrij
  • perceelsrandbegroeiing
Kunstmatige waters:
  • vijver

vijver bij kasteel Wapenaar en bij Burkelhoeve

Topografie:
  • blokvormig
  • historisch stabiel
Typische landbouwteelten:
  • hoogstam

canadapopulier

Bos:
  • naald
  • loof
  • broek
  • hakhout
  • middelhout
  • hooghout

Bijzondere waterhuishouding:

stuwgronden

Opmerkingen en knelpunten

De dreven in het Burkelbos liggen er dikwijls wat vochtig bij. Deze natte dreven zijn een doorn in het oog van veel bosbouwers en van de recreant, maar het zijn ideale plekjes voor de ontwikkeling van een pioniersvegetatie. Ophoging en verharding van deze dreven is dan ook een bedreiging. Tussen de dreven liggen enkele bio- industriële bedrijven waarvan hun stallen een dominate positie in het landschap innemen. Tevens staat er her en der recente bewoning die niet in het landschap thuishoort.